Subsidie moet waterstofsector op gang helpen, maar leidt ook tot discussie
In dit artikel:
Waterstof moet volgens beleidsmakers en deskundigen een belangrijke rol spelen in de energietransitie, maar in Nederland komt de productie maar langzaam van de grond door een klassiek kip-ei-probleem: er is weinig vraag omdat er weinig aanbod is, en vice versa. Om de markt op gang te krijgen trekt het kabinet ruim 700 miljoen euro uit voor elf projecten.
Dat leidde tot politieke strijd toen bleek dat drie projecten waterstof willen exporteren. Kamerlid Henk Vermeer (BBB) vindt dat onaanvaardbaar: subsidie van Nederlandse burgers zou volgens hem in Nederland besteed moeten worden. Omdat Europese regels exportverboden verhinderen, pleit hij ervoor zulke subsidies dan maar niet toe te kennen.
TNO-expert René Peters stelt daarentegen dat grensoverschrijdende handel logisch en zelfs noodzakelijk is voor een succesvolle Europese waterstofmarkt; landen als Duitsland, België en Frankrijk investeren ook en er zal wederzijdse aan- en afvoer ontstaan. Demissionair minister Sophie Hermans erkent dat het ongemakkelijk voelt, maar verdedigt de steun als belangrijk voor de Nederlandse economie en de Europese markt en noemt de bezwaren van BBB kortzichtig.
Een tegenvoorbeeld op lokaal niveau is Energiehub Eeserwold in Steenwijk (Overijssel): een met zonnepanelen gevoede elektrolyser levert direct aan een aangrenzend tankstation voor vrachtwagens en verspreidt waterstof in de regio. Initiatiefnemer Willem Biesheuvel ziet lokaal gebruik als ideaal, maar wijst erop dat handel twee kanten opgaat.