Straft het IPSE gemeenten die alleen jeugdigen met zware problemen doorverwijzen naar de zware zorg?

donderdag, 2 oktober 2025 (05:55) - Wynia's Week

In dit artikel:

Nederlandse gemeenten staan de komende jaren voor slinkende rijksbijdragen: het kabinet voorzag een korting op het Gemeentefonds die vanaf 2026 op 2,4 miljard euro was gezet (voor 2026/2027 lijken de kortingen tijdelijk mee te vallen), terwijl de uitgaven aan jeugdzorg juist fors blijven stijgen. Jeugdzorguitgaven zijn in tien jaar verdubbeld van 3,2 miljard in 2015 naar 6,9 miljard in 2024, waardoor gemeenten onder druk komen te presteren en op zoek worden gezet naar doelmatiger werken.

In september 2025 publiceerde het Instituut voor Publieke Sector Efficiëntie Studies (IPSE) het rapport Sprong over het Ravijn, waarin 338 gemeenten werden geanalyseerd. Volgens IPSE voeren 216 gemeenten jeugdzorg op laag of middelmatig doelmatige wijze uit; als die gemeenten efficiënter zouden werken zou dat volgens de berekening 12% kostenreductie opleveren — ongeveer 1,8 miljard euro. IPSE concludeert dat een kwart van de totale jeugdzorguitgaven toe te schrijven zou zijn aan verspilling in plaats van aan daadwerkelijke zorg.

De auteur van het artikel (Harrie Verbon) betwijfelt deze conclusies en wijst op methodologische zwaktes. IPSE meet productie aan de hand van het aantal jeugdzorgtrajecten (CBS-data) en kosten aan de hand van uitgaven aan bepaalde gecategoriseerde zorgvormen. Maar die aanpak veronachtzaamt twee cruciale punten: de veelheid aan zorgvormen en vooral de rol van externe zorgaanbieders. De feitelijke zorgproductie wordt grotendeels door zorgaanbieders geleverd; gemeenten stellen indicaties en verwijzen door, maar hebben beperkt zicht op en invloed op hoe aanbieders zorg organiseren en uitvoeren. De gebruikte kosten zijn daardoor eerder een afspiegeling van de waarde van geleverde zorg door aanbieders dan van gemeentelijke inzet of efficiëntie.

Een centraal kritiekpunt is dat IPSE geen rekening houdt met verschillen in indicatiestelling tussen gemeenten. Sommige gemeenten zijn selectiever en verwijzen alleen zware gevallen door naar specialistische zorg; andere gemeenten sturen ook lichte gevallen door. Omdat lichte doorverwijzingen gemiddeld minder kosten per traject met zich meebrengen, lijken minder-selectieve gemeenten in de IPSE-meting doelmatiger, terwijl zij mogelijk overproductie van zorg veroorzaken. Empirische aanwijzingen ondersteunen dit: regio’s die volgens IPSE hoog scoren op kostendoelmatigheid vertonen tegelijkertijd relatief hoge gebruikscijfers van jeugdhulp (bijv. 14,5% in een Zuid-Hollandse regio versus 10% landelijk), wat suggereert dat veel lichte gevallen worden behandeld.

De conclusie is dat het IPSE-rapport een beperkte en potentieel misleidende maatstaf voor doelmatigheid hanteert: het belicht kosten per traject zonder adequate correctie voor casemix, indicatiebeleid en uitkomsten. Dat kan leiden tot perverse prikkels waarin gemeenten die strikt en selectief indiceren (en mogelijk zwaardere cliënten in beeld krijgen) onterecht als inefficiënt worden bestempeld. Verbon pleit impliciet voor meer genuanceerde metingen die rekening houden met ernst van probleem, kwaliteit en resultaat, en de scheidslijn tussen gemeenten en zorgaanbieders expliciet maken. Het stuk verscheen op zijn blog en is aangehaald in Wynia’s Week.