Stop het subsidiëren van ecocidale boomverbranding
In dit artikel:
Nederlandse politici praten hartstochtelijk over klimaatactie, maar blijken tegelijk grootschalig het verbranden van hout te subsidiëren — een wereldwijde praktijk waarvoor regeringen en publieke instellingen samen jaarlijks ongeveer 250 miljard dollar uitgeven. Volgens een internationaal rapport van het Biomass Action Network leiden die subsidies tot grootschalige kap, verlies aan biodiversiteit en hogere CO2-uitstoot; Dr. Fenna Swart noemt biomassa “géén groene energie, maar een miljardenverslindende klimaatillusie”.
Wie en wat: het probleem raakt Nederlandse en Europese beleidsmakers (onder wie demissionair minister Sophie Hermans), commerciële energiebedrijven, wetenschappers en actieorganisaties zoals Milieudefensie en Comité Schone Lucht. Hoewel veel deskundigen waarschuwen dat het verbranden van bomen klimaat- en natuur-schadelijk is, maken Europese regels (de Renewable Energy Directive) en het juridische kader rond klimaatdoelen het mogelijk — en soms zelfs noodzakelijk — om houtverbranding als CO2-neutraal te rekenen en te subsidiëren.
Wanneer en waar: de kritiek speelt nu, direct na de Tweede Kamerverkiezingen, maar ook terugkerend dit jaar toen minister Hermans opnieuw over nieuwe subsidies nadacht. De fysieke effecten van de houtvraag zijn zichtbaar in de Baltische staten en Noord-Amerika, waar oerwouden worden gekapt voor pelletproductie en verbranding in Europese centrales.
Waarom dit gebeurt: Europese klimaatwetten en -targets, met name de verplichte vermindering van 55% CO2-uitstoot in 2030, creëren harde kwantitatieve eisen zonder gegarandeerde uitvoerbaarheid of financieel draagvlak. De RED en regelgeving uit de Green Deal behandelen biomassaverbranding boekhoudkundig als emissievrij; dat geeft ministers de juridische ruimte om miljardensubsidies toe te kennen om op papier aan doelen te voldoen, ondanks wetenschappelijke tegenstrijdigheid over de echte emissies.
Gevolgen en risico’s: beleidsmakers staan gevangen tussen contractuele verplichtingen, juridische procedures en reëel natuurverlies. Het kabinet overweegt ook dwangsommen en juridische sancties te dekken vanuit het Klimaatfonds (35 miljard euro), wat kan leiden tot belastingverhoging, hogere staatsschuld of bezuinigingen op zorg, onderwijs en defensie. Het Planbureau voor de Leefomgeving betwijfelt bovendien of de huidige plannen genoeg zijn om de doelstelling van 55% in 2030 te halen. Journalisten en juristen zien vooral juridische risico’s; de auteur waarschuwt dat de economische en maatschappelijke risico’s — stijgende energiekosten, afnemende concurrentiekracht en banenverlies — veel groter zijn.
Conclusie van het artikel: de huidige klimaatwetten verschuiven de focust naar papieren rekenregels en juridische rechtmatigheid, terwijl doelmatigheid en de fysieke realiteit van natuur en atmosfeer tekortschieten. De schrijver pleit voor het afschaffen van de dwingende klimaatwetten om te stoppen met het subsidiëren van schadelijke boomverbranding en ineffectieve maatregelen (zoals verspillende waterstofprojecten) en om het beleid weer te richten op echte emissiereductie en natuurbescherming. Het stuk verscheen in Wynia’s Week als opinieanalyse van deze beleidscontradictie.