SP'ers Jimmy Dijk (39) en Sandra Beckerman (42): 'Mensen ergeren zich aan die enorme puinhoop'
In dit artikel:
Jimmy Dijk, recent snelklimmende SP’er uit Groningen, en Sandra Beckerman, acht jaar Kamerervaring en door velen gezien als ‘Groninger van het jaar’, voeren samen de Groninger kieslijst van de SP tijdens de lopende verkiezingscampagne. Ze ontmoeten elkaar op de Grote Markt in Groningen en benadrukken hun sterke verbinding met de regio: de SP-profileert zich als onverzettelijk tegen nieuwe gaswinning, zoutwinning of opslag van radioactief afval in Groningen — in Beckermans woorden: “er gaat niks onder Groningen, geen gaswinning, geen zoutwinning, geen opslag van radioactief afval.”
Beckerman schetst het lange SP-verleden in de provincie: jarenlang een krachtige afdeling met meerdere Kamerleden en Eerste Kamerleden afkomstig uit Groningen. Dijk, die snel opklom van gemeenteraadslid naar partijleider, is volgens Beckerman een opvallende verschijning binnen die traditie omdat hij de eerste mannelijke vertegenwoordiger uit Groningen in die keten is. Beide politici relativeren hun persoonlijke loopbanen: hun politieke betrokkenheid groeide organisch vanuit lokale issue‑acties—voor mbo-studenten, middenstanders en bewoners—en niet vanuit landelijke strategie.
In gesprekken op straat merken ze dat kiezers moe zijn van de politieke chaos van de afgelopen jaren. De SP probeert daarop te antwoorden met een boodschap van continuïteit: vasthouden aan concrete daden op zorg, toeslagen, woningmarkt en de afhandeling van het Groningen-dossier, ook als die kwesties tijdelijk politiek onpopulair zijn. Ze bekritiseren de nationale politiek scherp: bezuinigingsvoorstellen op de zorg, symbolische handelingen in plaats van structurele maatregelen bij de wooncrisis (zoals het voorbeeld van Mona Keijzer en haar “mus”-retoriek), en het terugtrekken van aandacht door partijen die wel veel debatten missen of met ministers die niet uitvoeren wat de Kamer aanvraagt.
Een belangrijk thema is de frustratie over aangenomen moties en beloften die niet worden uitgevoerd. Beckerman wijst erop dat veel Kamerinstrumenten alleen effect hebben als je er constant bovenop zit; afwezigheid bij debatten leidt volgens haar tot weinig concrete winst. Dijk benadrukt daarnaast dat veel SP-voorstellen — zoals goedkoper eten, beperkingen op private equity in de zorg, tandartszorg in het basispakket en betaalbare opvang — breed draagvlak hebben, maar door ministers met andere prioriteiten niet worden gerealiseerd. Daarmee weerleggen ze het narratief dat sommige partijen zouden zijn “tegengewerkt” zonder te hebben gepoogd; volgens hen bleven middelen en besluiten uiteindelijk bij de gevestigde macht landen of bij grote financiële belangen.
Beide politici uiten ook zorgen over het electorale speelveld: partijen als JA21 en Forum voor Democratie, samen met uitspraken van sommige politieke rivalen, zaaien volgens hen de suggestie dat de gaskraan zomaar weer open kan, wat wachtende en getraumatiseerde Groningers angst aanjaagt. Dijk noemt steun van gedupeerden, zoals Cees Wildervanck, bijzonder belangrijk en gebruikt die betrokkenheid als oproep aan kiezers: waardering is fijn, maar de SP heeft stemmen nodig om daadwerkelijk verandering af te dwingen.
Tussen anekdotes over felicitaties en cadeaus door, blijft de kernboodschap van Dijk en Beckerman helder: de SP positioneert zich als de partij die consequent blijft werken aan concrete oplossingen voor Groningen en landelijke sociale thema’s, en vraagt kiezers om vertrouwen en stemmen om die inzet om te kunnen zetten in beleid.