Sophie Hermans: strategisch slim, maar als klimaat­minister mislukt

zaterdag, 9 augustus 2025 (06:08) - Follow the Money

In dit artikel:

Sophie Hermans (VVD) trad op 1 juli 2024 aan als vicepremier en minister van Klimaat en Groene Groei met de belofte het kabinetsklimaatbeleid te bewaken. Aanvankelijk stelde ze onomwonden dat het doel voor 2030 — een vermindering van de CO₂-uitstoot met 55% ten opzichte van 2019 — “niet ter discussie” stond. Een jaar later had ze het doel echter geleidelijk losgelaten en riep ze op om minder vast te houden aan jaartallen en percentages, en meer te focussen op de onderliggende motivatie: een schone, energie-onafhankelijke economie.

Beoordelaars en betrokkenen schetsen een ministerschap dat gekenmerkt werd door tekortschietende dossierkennis, beperkte resultaten en politieke tegenwerking. Hermans heeft geen inhoudelijke achtergrond in energie of klimaat en bleek in de praktijk sterk op haar ambtelijk team aangewezen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) concludeerde in oktober 2024 dat de transitie vertraagde: de kans om het 2030-doel te halen zakte van circa 15% naar ongeveer 5%. Hermans beloofde daarop bijsturing, maar haar voorgestelde aanvullingen bleken later onvoldoende (zij claimde circa 10 megaton extra reductie; milieuorganisaties en doorrekeningen stelden maximaal 4 megaton vast), terwijl het PBL minimaal 16 megaton extra nodig achtte.

Praktisch concentreerde Hermans zich op ‘randvoorwaarden’ zoals capaciteit van het stroomnet, snellere vergunningverlening en betere businesscases voor windparken. Daarmee boekte ze wél enkele concrete stappen: subsidies voor wind op zee, een nieuwe contractvorm met netbeheerder TenneT om bedrijven op dalmomenten toe te laten, en publiekscampagnes voor gedragsverandering. Op cruciale dossiers bleef het echter stroef: industrieverduurzaming leverde hoofdzakelijk één maatwerkdeal op, de voorgenomen CO₂-heffing voor bedrijven werd tijdelijk op nul gezet tot 2030, en het warmtedossier strandt ver onder de beoogde aansluiting van een half miljoen woningen op het warmtenet. Critici noemen CCS en uitstel van harde sturingsinstrumenten symptomatisch voor een gebrek aan ambitie op lange termijn.

De onderlinge politiek ondermijnde Hermans regelmatig. Haar eigen VVD-fractie publiceerde een economisch visiedocument ‘Radicaal kiezen voor groei’ zonder verbinding met duurzame doelen, wat door klimaateconomen en oud-collega’s als een breuk met haar portefeuille werd gezien. Financieel leed haar departement schade toen 600 miljoen euro uit het Klimaatfonds werd gehaald tijdens de voorjaarsnota, zonder dat zij extra middelen kreeg. Bovendien stemde de Kamer — met VVD-steun — in met een motie die oproept de CO₂-heffing af te schaffen, tegen haar eerdere advies in. Die politieke dynamiek liet haar vaak alleen staan en beperkte haar manoeuvreerruimte.

In mediaperspectief lukte het Hermans niet om de negatieve beeldvorming te keren; haar communicatie werd als technisch en overladen met detail beoordeeld, terwijl publieke kritiek en satire haar zichtbaarheid eerder versterkten dan verbeterden. Toen het kabinet viel, noemde zij dat “frustrerend”; waarnemers denken dat zij opgelucht kan zijn, gegeven de voortdurende interne tegenwerking.

Gevolg: Nederland loopt risico de 2030-doelstelling te missen zonder sterkere instrumenten, meer regie in industriale transitie en extra financiering. Hermans’ ministerschap illustreert hoe politieke coalitieconflicten, beperkte beleidsmacht en inhoudelijke inwerktijd samen kunnen leiden tot beleidsverlies bij een dossier dat juist om consistente lange-termijnsturing vraagt.