Sociale psychologie in het echte leven: hoe NRC zijn eigen werkelijkheid creëerde
In dit artikel:
Roos Vonk, sociaal-psycholoog, legt uit hoe menselijke cognitieve fouten de NRC-Wijers-affaire hebben vormgegeven en waarom het zelfonderzoek van NRC volgens haar een façade was. Ze gebruikt hiervoor het concept perceiver-induced constraint: wanneer jij de situatie creëert waarin iemand anders moet reageren, beperk je onbewust de mogelijke antwoorden en trek je vervolgens conclusies over die persoon die vooral jouw eigen verwachtingen bevestigen. Dit hangt samen met de fundamentele attributiefout (de neiging om gedrag aan iemands karakter toe te schrijven in plaats van aan de situatie) en confirmation bias (de neiging alleen informatie te zoeken of te herinneren die past bij je bestaande overtuigingen).
Vonk beschrijft het interview van NRC-journalist Hugo Logtenberg met informateur Hans Wijers als een schoolvoorbeeld. Logtenberg gaf aan over verklaringen van “meerdere aanwezigen” en videomateriaal te beschikken, waarmee hij de context waarbinnen Wijers moest reageren al beperkte. Uit angst voor een publieke ontmaskering bood Wijers vervolgens verontschuldigingen aan voor uitspraken die hij zich niet herinnerde te hebben gedaan. NRC nam die vage excuses als bevestiging van de specifieke aantijgingen. Vonk wijst erop dat dit proces zelden opzet is: journalisten beïnvloeden onbedoeld reacties en interpreteren die later in het licht van hun verwachtingen.
Daarnaast bekritiseert ze het achteraf gevoerde ‘kritische zelfonderzoek’ door NRC. In plaats van actief te zoeken naar getuigen of bewijs dat de aanvankelijke lezing tegensprak, bleef de redactie vasthouden aan de oorspronkelijke verhaallijn. Vonk suggereert ook dat NRC mogelijk werd gebruikt door belanghebbenden met politieke doelen (rijke ondernemers die geen GroenLinks-PvdA-coalitie wilden), maar laat dat als hypothese liggen. De latere vondst door Volkskrant-journalisten van getuigen die Eric Smit’s claims ondersteunen, illustreert volgens haar dat NRC ook zelf had kunnen onderzoeken of haar reconstructie standhield.
Vonk benadrukt de praktische gevolgen: de berichtgeving had echte impact — Wijers trad terug als informateur, politieke onderhandelingen veranderden, en publieke uitspraken (zoals van Buma over coalitievorming) kregen een eigen dynamiek die zich niet ongedaan laat maken. Ze verwijst naar het Thomas-theorema: wanneer mensen een situatie als reëel definiëren, worden de gevolgen daarvan daadwerkelijk reëel. Daarom draagt journalistiek een extra verantwoordelijkheid om blinde vlekken en confirmation bias actief te bestrijden, zeker in beroepen waar ‘alles onderzoeken’ essentieel is.
Kortom: de affaire toont hoe normale menselijke denkfouten in combinatie met journalistieke keuzes grote consequenties kunnen krijgen. Vonk roept op tot zorgvuldiger, breder onderzoek en meer zelfkritiek om te voorkomen dat onbedoelde beïnvloeding en selectieve informatieverzameling iemands leven en het politieke proces onherstelbaar schaden.