Sjinkie Knegt moet aan de bak om vijfde Spelen te halen: 'Het wordt echt lastig'
In dit artikel:
Officieel is het nog zomer, maar voor de Nederlandse shorttrackers begint vrijdag al een intensieve selectiestrijd richting de Olympische Spelen in Milaan (februari). In Thialf, Heerenveen, trapt het kwalificatietraject af met een eerste selectieweekend: op vrijdag worden tijdritten afgewerkt (3, 6 en 9 ronden), gevolgd door reguliere races over 500, 1.000 en 1.500 meter op zaterdag en zondag. Een week later volgt het Dutch Open, waarbij ook buitenlandse rijders meedoen. De resultaten van beide weekenden worden opgeteld; die ranglijsten bepalen welke vijf of zes mannen en vrouwen Nederland naar de eerste twee wereldbekers in Montreal (9-12 en 16-19 oktober) sturen. Prestaties in die World Cup-wedstrijden zijn vervolgens bepalend voor olympische tickets.
Centrale figuur is Sjinkie Knegt, de 36-jarige Fries die zijn afscheidsjaar als topsporter ingaat en al viermaal op de Spelen stond. Als vijfvoudig wereldkampioen en dertienvoudig Europees kampioen heeft hij een indrukwekkend palmares, met olympisch brons (1000 m, 2014) en zilver (1500 m, 2018). Toch zijn de rollen gekeerd: waar hij eerder als medaillekandidaat kwam, moet hij nu vechten om überhaupt zijn vijfde Spelen te halen. Hij zegt zelf minder zeker te zijn dan bij vorige edities en benoemt dat de concurrentie, zeker achter kopman Jens van ’t Wout, openligt.
Knegt concentreert zich in zijn laatste seizoen vooral op de relay: hij ziet vooral op dat onderdeel kansrijkdom om alsnog een medaille — mogelijk goud — te halen. Omdat de olympische selectie hoofdzakelijk op individuele resultaten gebaseerd is, staat hij echter voor een lastige opgave: hij moet ook op de 500, 1.000 of 1.500 meter voldoende presteren om zichzelf een plek in het team te verzekeren. De strijd om de resterende nationale plaatsen belooft fel te worden, met meerdere ervaren en jonge rijders die strijden om de overgebleven plekken.