-Sid Lukkassen- DE VOLHEID VAN DE ISLAM TEGENOVER DE LEEGTE VAN HET WESTEN

woensdag, 27 augustus 2025 (20:37) - Dagelijkse Standaard

In dit artikel:

Ayaan Hirsi Ali zei in een recent interview dat veel jonge Europeanen geen gevoel voor de christelijke erfenis hebben en dat de EU als bureaucratische ordening geen bezielende identiteit biedt; daardoor zou een «sterk, mannelijk» alternatief zoals de islam aantrekkingskracht kunnen uitoefenen. De auteur van dit stuk wijst erop dat hij precies dezelfde analyse een maand eerder publiceerde: het Westen mist een bindende mythe en biedt vooral spelregels en procedures, terwijl de islam wel een levensvullend verhaal levert.

De schrijver plaatst die conclusie in zijn persoonlijke en publicistische context. Sinds zijn boek Avondland en Identiteit (2015) bestrijdt hij het «berusten in een stervende beschaving»: samenlevingszin en zingeving verdwijnen, en daarmee ook het vermogen om mensen aan een gemeenschappelijke beschaving te binden. Hedendaagse ideologische stromingen zoals woke noemt hij «parasitair»: ze labelen en mobiliseren slachtofferschap maar bouwen geen duurzame narratieven of instituties op die diepere samenhang scheppen.

Een andere zorg is politieke en maatschappelijke infiltratie: zowel Hirsi Ali als de auteur wijzen op invloed van de Moslimbroederschap in westerse organen. De auteur haalt eerder onderzoek en getuigenissen aan (onder meer van Manel Mselmi) die politiek opportunisme en stemgedrag als drijfveren noemen voor politici die Islamitische belangen niet willen negeren.

Met sprekende beelden bekritiseert de schrijver het morele en praktische antwoord van het Westen. De vergelijking tussen «dates» en «de vastgebonden bokser» illustreert twee visies: sommige critici menen dat het Westen te weinig charisma bood om mensen te binden; de auteur stelt dat westerse verdedigers van hun beschaving vaak worden gecanceld, gedemoniseerd of zelfs vermoord wanneer ze zich uitgesproken tonen — denk aan Pim Fortuyn en recente moorden — waardoor uitdragen van een bezielend verhaal wordt ontmoedigd.

Demografie en genderpatronen spelen volgens hem een belangrijke rol: conservatieve vormen van de islam blijven aantrekkelijk omdat zij duidelijke geslachtsrollen en seksuele gehoorzaamheid bieden, wat tegen rationele emancipatieretoriek vaak weinig weerstand biedt. Als alternatief voor de islam wordt soms het christendom aangevoerd, maar de auteur waarschuwt tegen het instrumentaliserend inzetten van christelijke religie als politieke ideologie: historisch was het christendom vaak meer bureaucratisch en individueel dan een collectief mobiliserende kracht.

Cultureel-ideologisch plaatst hij de problematiek in termen van verzwakking door «cultuurmarxisme» of een «linkse lange mars» die instituties neutraliseert — een metafoor die hij vergelijkt met een virus dat het immuunsysteem van de beschaving aantast, waarna een besmettelijkere ideologie als de islam funest kan blijken.

Als afweging pleit de auteur voor een andere manier van kritiek op de islam: niet primair vanuit hedendaagse slachtoffernarratieven, maar op basis van twee kernargumenten — de onveiligheid voor ongelovigen of afvalligen binnen een islamitische meerderheid (juridisch en straffend karakter van orthodoxe interpretaties) en het fundamentele verschil in geesteshouding: islamitische onderwerping versus de westerse, «faustische» drang tot begrijpen en beheersen. Zijn slotvraag is concreet: het Westen heeft behoefte aan een begeesterend, samenbindend verhaal dat de huidige leegte kan vullen.