Shell geeft bouw biobrandstoffabriek Rotterdam op, klimaatplannen verder afgezwakt
In dit artikel:
Shell trekt zich definitief terug uit de bouw van een biobrandstoffenfabriek op het terrein in Pernis (Rotterdam). Het project werd vorig jaar al stilgelegd en is nu stopgezet omdat, volgens het bedrijf, de marktdynamiek en de verwachte bouwkosten het “onvoldoende concurrerend” maken. De installatie zou uit slachtafval en frituurvet onder meer hernieuwbare diesel en sustainable aviation fuel (SAF) produceren en volgens Shell jaarlijks circa 2,8 megaton CO2 besparen — vergelijkbaar met de uitstoot van ongeveer een miljoen Europese auto’s.
De beslissing volgt op tegenvallende vraag en het opengaan van meerdere vergelijkbare fabrieken in Europa, waardoor de prijs van biobrandstoffen naar verwachting daalt. Voor de luchtvaart is SAF cruciaal omdat het nu de enige realistische manier is om emissies substantieel te verminderen; lage beschikbaarheid en hoge kosten beperken echter de toepassing. Shell benadrukt dat het 20 procent van de SAF-verkoop in Noord-Amerika en Europa voor zijn rekening neemt, maar dat komt vooral door handelsactiviteiten: het verkoopt ongeveer tien keer meer SAF dan het zelf produceert.
Het schrappen van de Rotterdamse fabriek past in een bredere koerswijziging: Shell schaalde investeringen in hernieuwbare energie terug en wil juist meer aardgas produceren. Die koersverandering hing samen met het besluit van het bedrijf om te stoppen met deelname aan het Science Based Targets Initiative, nadat dat onder meer aanraadde geen nieuwe olie- en gasvelden te ontwikkelen. De afblazing van de fabriek wordt gezien als een nieuwe aanwijzing dat Shell prioriteit geeft aan rendabele fossiele activiteiten boven grootschalige biobrandstofproductie.