Schrijver Joseph O'Connor is terug met zinderende thriller
In dit artikel:
Joseph O’Connor keert terug in het Nederlands met de ijzersterke Tweede Wereldoorlogthriller Het huis van mijn vader, na een periode waarin vertalingen van hem schaars waren. De roman speelt in 1943 in Rome, waar de sadistische Obersturmbannführer Paul Hauptmann een schrikbewind voert, terwijl het neutrale Vaticaan een laatste veilige toevlucht vormt. Vanuit daar leidt monseigneur Hugh O’Flaherty, zonder medeweten van de paus, een gevaarlijke reddingsoperatie: hij en een handvol bondgenoten herbergen Joden en ontsnapte krijgsgevangenen en gebruiken zangkoorrepetities als dekmantel. Het verhaal bouwt toe naar een kerstactie — de zogenaamde rendimento — om vluchtelingen de stad uit te smokkelen.
O’Connor wisselt hoofdstukken vanuit O’Flaherty af met andere bronnen, waaronder fictieve BBC-interviews, wat het perspectief verrijkt en de spanning ruim driehonderd pagina’s draagbaar maakt. De kracht van de roman ligt niet alleen in het thrillerplot, maar vooral in de genuanceerde portrettering van personages: van de meedogenloze Hauptmann tot de koppige, principiële priester en diens bont gezelschap. De stijl is filmisch en vaak geestig en scherp van toon; enkele vertaalnuances verliezen daarbij wat pit. De ontknoping wordt als bijzonder bevredigend ervaren, en het goede nieuws is dat deel twee van de ‘Rome Escape Line’-trilogie al in eigen land verschenen is.