Schrijver Ivan Klíma (91) verlangde nooit terug naar zijn populariteit uit de Sovjetperiode
In dit artikel:
Ivan Klíma, de Tsjechische schrijver, dichter en essayist die zaterdag op 94‑jarige leeftijd overleed, werd door velen gezien als de belichaming van het lot van Tsjechoslowakije: in zijn leven en werk kwamen de tragedies en vreugdes van die veelvolkerenstaat samen. Geboren in 1931 in Praag als Ivan Kauders in een seculier Joods middenklassengezin, maakte hij als kind de binnenrijdende Wehrmacht mee en als tiener dwangarbeid in het concentratiekamp Theresienstadt; zijn familie ontkwam ternauwernood aan transport naar Auschwitz. Na de bevrijding veranderde zijn vader de achternaam in Klíma, maar de arrestatie van diezelfde vader door het communistische regime in de vroege jaren vijftig verbrijzelde Ivan’s naïeve opvattingen over goed en kwaad.
In de jaren zestig groeide Klíma uit tot een literair gezicht van de Praagse Lente, samen met schrijvers als Milan Kundera. Toen Russische tanks in augustus 1968 de hervormingen neersloegen, verbleef Klíma in Londen; ondanks advies om in ballingschap te blijven keerde hij in 1970 terug naar Tsjechoslowakije. Hij motiveerde die keuze met: “Ik had nooit in het Engels kunnen schrijven, en ik had nooit over andere mensen dan Tsjechen kunnen schrijven.” Zijn betrokkenheid bij de dissidentenbeweging Charta 77 bracht hem surveillance en pesterijen, en periodes van verbanning uit het literaire leven — zelf werkte hij in die tijd soms als straatveger in Praag.
Veel van Klíma’s bekendste werken, waaronder de internationaal vertaalde roman Zomerliefde (in 29 talen), ontstonden in de jaren 1970–1989. Zijn oeuvre — romans, toneel en essays — draait consequent om de beproevingen van mensen: verleiding, corruptie en morele zwakte. Toch bleef Klíma, zowel in zijn personages als persoonlijk, opmerkelijk begripvol; hij schreef ook over hen die collaboreerden met het regime, zoals in Wachten op het donker, wachten op het licht, waarin de protagonist een voormalig journalist van de staats‑tv is die de ‘fluwelen revolutie’ niet als bevrijding ervaart.
Na 1989, toen publicatie weer mogelijk werd, wisselde een bovengronds bestaan de ondergrondse status af, maar viel hem op dat samizdat‑lezers hun belangstelling verloor: werken die vroeger ondergronds veel gelezen werden, bereikten na de vrijheid een veel kleiner publiek. Klíma reageerde nuchter op dat verlies van status en invloed: “Ik ben blij met het publiek dat ik nu heb, al is het oneindig veel kleiner dan toen.” Zijn nalatenschap is die van een scherp waarnemer van menselijke feilbaarheid, die toch standvastigheid en empathie volhield en daarmee een blijvende stem in de Tsjechische literatuur achterlaat.