Rusland overal de schuld van geven zal de opkomst van populisten niet tegenhouden

maandag, 13 oktober 2025 (00:00) - De Groene Amsterdammer

In dit artikel:

13 oktober 2025 — De opmars van rechtspopulisme in Europa is niet primair het gevolg van Russische inmenging, betoogt het artikel: die inmenging bestaat wel en is al goed gedocumenteerd, maar de echte verklaring ligt dichterbij, in de intrinsieke aantrekkingskracht van autoritair-conservatieve ideeën op grote groepen kiezers.

Wat er recent gebeurde: pro-Russische beïnvloeding kwam prominent in het nieuws rond de verkiezingen in Moldavië en de overwinning van miljardair-populist Andrej Babiš in Tsjechië. Ook veel extreemrechtse partijen in Frankrijk, Italië en Oostenrijk zoeken al jaren toenadering tot Moskou. Maar volgens de auteur overschatten westerse commentatoren de electorale meerwaarde van die samenwerking. Het constant aanwijzen van een vermeende Russische vinger achter populistische bewegingen heeft weinig geholpen om die bewegingen politiek te verzwakken; het voorbeeld van de VS illustreert dat dergelijke aantijgingen tegen Donald Trump zijn averechts uitgewerkt.

Belangrijker is dat veel extreemrechtse kiezers Poetin niet als afschrikwekkend zien; zijn ‘gezonde conservatisme’ weerspiegelt juist waarden waar deze kiezers naar verlangen: nationale trots, afwijzing van liberaal universalistisch denken, herstel van traditionele hiërarchieën en scepsis over klimaatactie. De toenadering tot Rusland volgt uit die gedeelde ideologie, niet andersom. Thema’s als anti-immigratie, homorechten of verzet tegen hulp aan Oekraïne worden vaak geïnterpreteerd als door Moskou gestuurde twistpunten, maar ze weerspiegelen ook reële, lokale zorgen en belangen.

De schrijver wijst erop dat het politieke debat te veel focust op culturele kwesties en op het morele veroordelen van rechtse aanhangers. Een effectievere strategie vereist in veel gevallen pragmatische compromissen: westerse democratieën moeten sommige sociale en economische grieven van conservatieve kiezers serieus nemen en daar beleid op afstemmen. Historisch refereert de auteur aan de Koude Oorlog: het Westen versloeg het communisme niet met paranoia, maar door socialistische kritiek deels te integreren via verzorgingsstaatmaatregelen. Ander voorbeeld uit de recente politiek: ondanks haar verleden bestuurt Giorgia Meloni pragmatisch pro-Europees; in Denemarken combineerde Mette Frederiksen sociaaldemocratisch beleid met strenger immigratiebeleid; in Roemenië en Hongarije winnen of dagen conservatieve, soms gematigde figuren het establishment uit.

Tegelijk waarschuwt het artikel tegen verkeerde concessies. De vertrekkende Tsjechische premier Petr Fiala miste de plank door in een seculiere samenleving met een beroep op christelijk-conservatieve waarden kiezers te willen terugwinnen en door onvoldoende aandacht te hebben voor economische schaamtepunten: hoge kosten van levensonderhoud, ondergefinancierde publieke voorzieningen en de lasten van NAVO-uitgaven, steun aan Oekraïne en de groene transitie. Zulke materiële zorgen wegen voor veel kiezers zwaarder dan abstracte geopolitieke bedreigingen.

De centrale boodschap: Russische inmenging is reëel en schadelijk, maar zou niet de primaire lens moeten zijn waardoor we de opkomst van autoritair conservatisme verklaren of bestrijden. Democratieverdediging vereist het onderkennen van de binnenlandse aantrekkingskracht van rechtse ideeën en het ontwikkelen van beleidsantwoorden die economische onzekerheden en culturele angsten adresseren, zonder de kernwaarden van liberale democratieën prijs te geven. Labelen van tegenstanders als ‘pro-Russisch’ of enkel morele verontwaardiging bieden geen strategie; wat nodig is zijn doordachte, politieke compromissen die zowel herstel van vertrouwen in publieke voorzieningen als het vasthouden aan democratische grenzen mogelijk maken.