Ruim één op zeven raadsleden deze termijn al opgestapt uit lokale politiek
In dit artikel:
Ruim 15 procent van de gemeenteraadsleden die in 2022 werden gekozen is tijdens deze raadsperiode gestopt, blijkt uit een analyse van Staat van het Bestuur door Nieuwsuur. Van de bijna 8.500 gekozen raadsleden hebben meer dan 1.250 hun zetel neergelegd; ongeveer 1.000 anderen stapten door naar een functie binnen het gemeentebestuur (wethouder of burgemeester). De meeste vertrekkers gaan halverwege de vierjarige termijn weg en bijna de helft noemt persoonlijke motieven — problemen met de combinatie van raadslidmaatschap en betaald werk of gezin, of gezondheidsredenen — als aanleiding.
Belangrijkste drijfveer is de toenemende werkdruk. Door decentralisatie en nieuwe gemeentelijke verantwoordelijkheden gaat het niet langer alleen om lokale kleine zaken, maar om complexe dossiers zoals woningbouw, energie, armoedebestrijding en de opvang van asielzoekers. Ook maatschappelijke spanningen rond asielcentra leveren volgens betrokkenen meer agressie en intimidatie op, wat mensen ontmoedigt om aan te blijven. De voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, Abdullah Uysal, noemt de uitstroom “zeer zorgelijk” en waarschuwt dat het verlies van mensen met een baan of gezin de representativiteit van de lokale politiek aantast.
De samenstelling van gemeenteraden verandert: er zit minder ervaring in, het aandeel raadsleden met meer dan één periode daalde van circa 40 procent (2018) naar 30 procent (2022). Studenten en gepensioneerden vullen vaker de plekken; vollebaners haken af. Vrouwen stapten procentueel vaker op dan mannen en leden van landelijke partijen vaker dan lokale.
Als mogelijke remedies worden meer ondersteuning, betere verlofregelingen en eerlijkere vergoedingen genoemd. Het ministerie van Binnenlandse Zaken zegt structureel jaarlijks een miljoen extra beschikbaar te stellen voor opleiding en ondersteuning en onderzoekt of grotere gemeenteraden de werkdruk kunnen verlichten. Regionaal waren de verschillen groot: Ermelo kende relatief de meeste vertrekkers; provinciaal viel Drenthe het meest op, Limburg het minst.