RUG en UMCG gebruikten in 2024 fors minder proefdieren. Een kijkje in de faciliteit van UMCG
In dit artikel:
In 2024 daalden het aantal dierproeven bij de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG scherp: van 14.721 experimenten in 2023 naar 10.553 in 2024), een voortzetting van een trend die sinds 2019 gaande is. Die daling heeft meerdere oorzaken: innovatie in proefdiervrije technieken (zoals geavanceerde computermodellen en organoïden), het gebruik van organen van slachthuizen in plaats van gefokte dieren, en maatregelen om gekweekte dieren die niet voor onderzoek worden gebruikt te verminderen, bijvoorbeeld via cryopreservatie van embryo’s, eicellen of sperma.
Op de Zernike Campus en in de Centrale Dienst Proefdieren (CDP) van het UMCG worden dieren nog wel ingezet voor uiteenlopend onderzoek — van hartfalen, diabetes en kanker tot nier‑, lever‑ en neurodegeneratieve ziekten — en voor onderwijs. In één ruimte van de CDP verblijven ongeveer 250 muizen in gestandaardiseerde verblijven; daarnaast zijn er ratten en een aparte aquariumkamer met zebravissen. De faciliteiten zijn sterk geconditioneerd: temperatuur, lichtcyclus, steriel voedsel en luchtfiltratie worden nauwkeurig geregeld, er zijn CT- en MRI‑apparaten om invasieve ingrepen te beperken, en een team van getrainde proefdierverzorgers controleert de dieren dagelijks, ook in weekenden en op feestdagen.
Ethiek en regelgeving spelen een centrale rol: de Nederlandse Wet op de dierproeven vereist dat experimenten goed onderbouwd zijn, dat er geen onnodige dieren worden gebruikt en dat alternatieven worden toegepast als die geschikt zijn. De Instantie voor Dierenwelzijn binnen de CDP ziet toe op naleving en op het minimaliseren van lijden. Na projecten worden de meeste proefdieren geëuthanaseerd; delen van dieren tussen onderzoeksgroepen, adoptie van enkele soorten en terugplaatsing naar kwekers of de natuur komen ook voor (in 2024 onder meer 51 zebravinken en 140 stekelbaarzen vrijgelaten).
Catriene Thuring, hoofd van de afdeling en proefdier‑dierenarts, benadrukt dat onderzoeker en verzorgers dieren niet als instrument zien maar als levende wezens met intrinsieke waarde. Ze wijst erop dat alternatieven niet voor alle onderzoeksvragen toereikend zijn: complexe interacties tussen organen, immuunsysteem en bloedbaan vragen nog steeds om uitkomst in een levend organisme. De plotselinge daling tussen 2023 en 2024 is deels te verklaren door samenloop van omstandigheden, zoals het afronden van grote projecten, waardoor voorspellen wat er in 2025 gebeurt lastig blijft. Thuring hoopt op een toekomst zonder dierproeven, maar verwacht dat dat nog jaren kan duren.