Rover staart naar de achterdeur en ik kijk mee. Want als er een kat binnenstapt kan dat alleen de verdwenen Dodo zijn | column Herman Sandman
In dit artikel:
Rover ligt tegen mij aan op de bank en staart onafgebroken naar de achterdeur, die tussen schuur en gang zit. Ik kijk mee, omdat ik hoop dat Dodo terugkomt — de andere kat die sinds mei spoorloos is verdwenen. Op een ochtend was ze er niet meer; zonder aanwijzingen of verklaringen, waardoor alle mogelijkheden openblijven: ze kan een nieuw thuis hebben gevonden, opgesloten zijn geraakt, of iets anders kan gebeurd zijn.
Het huis heeft een elektronisch kattenluik dat reageert op de chips van onze poezen, aangeschaft om nachtelijke indringers buiten te houden. Alleen onze katten kunnen erdoor, dus als er ’s avonds geluid is en Rover bij de deur ligt, zou het in theorie Dodo moeten zijn. In werkelijkheid is dat nooit zo geweest. Een gedragsdeskundige lichtte toe dat dieren soms ingewikkelde onderlinge verhoudingen hebben: ze kunnen niet met elkaar, maar ook niet zonder elkaar — een uitleg die de gemengde gevoelens van hoop en twijfel versterkt.
Tijd maakt terugkeer onwaarschijnlijker, maar de verwachting houdt aan; zolang Rover blijft luisteren en kijken, blijft ook de hoop dat Dodo op een dag toch weer binnenstapt.