Rotterdammer en rasartiest Gerard Cox kon alles en had overal een mening over
In dit artikel:
Gerard Cox (1940-2025), veelzijdig entertainer en markante persoonlijkheid in de Nederlandse cultuur, is zaterdagochtend in zijn woonplaats Mijnsheerenland overleden aan uitgezaaide slokdarmkanker. Cox werd geboren twee maanden vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en groeide op vlakbij stadion De Kuip in Rotterdam; herinneringen aan een razzia in 1944 en het verzet van zijn vader bepaalden mede zijn jeugd. Het gezin leefde in krapte, en lange tijd deelde hij een bed met zijn oudere broer.
Zijn loopbaan begon als onderwijzer, maar het podium trok hem aan: in 1966 sloot hij zich aan bij het gezelschap Lurelei en vormde eind jaren zestig een cabaretduo met Frans Halsema. Toen Halsema solo ging, ontwikkelde Cox zich verder als liedjesschrijver en zanger. Zijn grootste succes was de evergreen ’t Is weer voorbij die mooie zomer, gebaseerd op Joe Dassin’s Salut les amoureux. Daarnaast scoorde hij met liedjes als Broekje in de Branding en liedjes met verwijzingen naar zijn Feyenoord‑hart.
Cox had een breed repertoire: cabaretier, zanger, schrijver en acteur. Op televisie verwierf hij landelijke bekendheid als de mokkende trambestuurder Jaap Kooiman in de klassieke serie Toen was geluk heel gewoon, waarbij hij samen met Joke Bruijs meer dan tweehonderd afleveringen speelde. In de filmwereld toonde hij ook lef: in 1977 speelde hij in Nouchka van Brakels Het Debuut, een destijds controversiële vertelling over de relatie tussen een man van middelbare leeftijd en een veertienjarig meisje — een film die nu moeilijker gemaakt zou kunnen worden, maar toen ook een maatschappelijke ondertoon wilde hebben.
Privé vond hij begin jaren zeventig zijn grote liefde in collega Joke Bruijs, met wie hij later nogmaals samenwerkte in de film Casa Coco — een romantische komedie over liefde op latere leeftijd. Bruijs kreeg later de ziekte van Parkinson en verloor haar spraakvermogen; Cox gaf in interviews aan hoe belangrijk hun band bleef. Als levensmotto nam hij woorden van Bruijs ter harte: “Als het leven geen zin heeft, dan máákt het maar zin.”
Cox stond bekend om zijn uitgesproken mening over uiteenlopende onderwerpen — van politiek en voetbal tot culturele debatten — en leverde provocerende uitspraken over migratie, Zwarte Piet en generatiesverschillen. Die recht-door-zee‑houding leverde hem het imago van ‘brombeer’ op; hij erkende zelf dat het soms makkelijker geweest zou zijn minder te zeggen. Toen in augustus 2025 bekend werd dat zijn kanker was uitgezaaid, weigerde hij behandelingen: “Ik heb geen zin in dat circus,” zei hij toen.
Zijn dood sluit een lange carrière af van een artiest die meerdere gedaanten beheerde: van cabaretier en chartzanger tot televisiester en filmacteur. Cox laat een blijvende plek achter in de Nederlandse entertainmentgeschiedenis, met herkenbare liedjes, een geliefd televisietijdperk en een persoonlijkheid die even veel bewonderaars als critici had.