RIVM tegen gemeenten: laat ieder huis uitkijken op een boom

In dit artikel:

Het RIVM heeft onlangs praktische richtlijnen gepubliceerd om gemeenten te helpen de openbare ruimte zo in te richten dat inwoners gezonder leven. Hanneke Lakerveld, adviseur en hoofdauteur van het rapport, ontwikkelde de adviezen samen met experts en kenniscentra nadat gemeenten om concrete cijfers hadden gevraagd.

Kernpunten: elk huis zou uitzicht moeten hebben op bomen of struiken; kinderen tot 12 jaar moeten binnen circa 200 meter een speelplek hebben; parken binnen 300 meter, en grotere recreatiegebieden binnen 5 kilometer. Belangrijke voorzieningen zoals winkels, een huisarts en een basisschool zouden binnen ongeveer 800 meter bereikbaar moeten zijn. Verder raadt het RIVM aan dat minstens een kwart van de buurtruimte is ingericht voor bewegen (wandelen, fietsen en spelen) en dat er elke 125 meter een bankje staat voor mensen die niet ver kunnen lopen.

Het instituut stelt ook eisen aan de kwaliteit van groen: kies planten met weinig allergiepotentie en zorg voor goed onderhoud, want verwaarloosd groen trekt minder bezoekers. Volgens het RIVM voldoet momenteel slechts een op de zes huizen aan deze normen; de feitelijke inrichting van de openbare ruimte laat nog veel ruimte voor verbetering. Ter illustratie: nu is ongeveer 11 procent van de ruimte voor voetgangers en fietsers en 2 procent voor speelplekken — samen zo’n helft van de aanbevolen 25 procent.

De richtlijnen zijn wetenschappelijk onderbouwd maar niet bindend; ze zijn bedoeld om gemeenten het belang van gezonde inrichting duidelijk te maken en als houvast bij plannen en keuzes, met aandacht voor lokale verschillen zoals kleine dorpen waar sommige doelen minder realistisch zijn.