Regering-Trump neemt (zeer on-Amerikaans) een aandeel in chipbedrijf Intel
In dit artikel:
De Amerikaanse regering heeft vrijdag een belang van 10 procent genomen in chipfabrikant Intel en betaalt daarvoor 8,9 miljard dollar (ongeveer 7,5 miljard euro). Het geld komt uit subsidiepotjes die al eerder waren gereserveerd om de binnenlandse chipindustrie te steunen; Intel zegt dat de prijs lager ligt dan de beurswaarde. Na de bekendmaking steeg het aandeel Intel met zo'n 6 procent.
De stap is bedoeld om Amerikaanse productie van hoogwaardige chips — met name voor toepassingen in AI — te versterken. Intel is momenteel het enige bedrijf op Amerikaanse bodem dat dergelijke geavanceerde chips maakt en bouwt twee grote productielocaties, maar die projecten lopen vertraging op. Daardoor blijft de VS sterk afhankelijk van buitenlandse leveranciers, vooral uit Taiwan, iets wat zowel de huidige als de vorige regering willen terugdringen.
President Trump zag de investering als een grote winst voor het land en benadrukte het belang van halfgeleiders voor de toekomst. Ook Intel-topman Lip‑Bu Tan reageerde positief en sprak van vertrouwen in het bedrijf en de Amerikaanse maakindustrie. Tegelijkertijd stuit de staatsdeelneming op kritiek: media en economische commentatoren beschouwen het als een ongebruikelijke, bijna staatsgeleide ingreep in de Amerikaanse markteconomie — eerder zagen we staatssteun vooral bij reddingsoperaties tijdens de financiële crisis.
De stap past in een bredere trend van politieke invloed op strategische industrieën: de regering heeft eerder een 'gouden aandeel' in US Steel bedongen en voorwaarden gesteld aan chipbedrijven die productie verplaatsen. Hoeveel directe invloed de staat daadwerkelijk krijgt op Intels bestuur is nog onduidelijk; het bedrijf zegt dat er geen speciale toezichthouders of bestuurders vanuit de overheid worden benoemd.