Regeren met een minderheid, in Scandinavië lukt het prima

vrijdag, 12 december 2025 (18:03) - Trouw

In dit artikel:

In Scandinavië zijn minderheidsregeringen geen uitzondering maar eerder de standaard, en ze functioneren door flexibele onderhandelingen en institutionele voorwaarden die samenwerking afdwingen. Drie voorbeelden uit de regio illustreren waarom.

Noorwegen: premier Jonas Gahr Støre (Arbeiderpartiet) won in september met ongeveer een kwart van de stemmen en koos ervoor alleen te regeren. Door het systeem van negatief parlementarisme hoeft een kabinet niet vooraf over een meerderheid te beschikken; het blijft aan het bewind zolang het parlement het niet actief wegstemt. Støre zoekt nu per onderwerp wisselende meerderheden in het parlement — recentelijk werden op het nippertje begrotingsafspraken met vier centrumlinkse partijen gesloten — wat een politiek van wendbaarheid en compromis oplevert.

Denemarken: sinds de politieke versnippering na de “aardverschuivingsverkiezingen” van 1973 zijn minderheidskabinetten heel gebruikelijk. De Deense praktijk heeft zich daaraan aangepast; kabinetten maken ad-hocafspraken met uiteenlopende parlementaire partners. Een uitzondering vormt het kabinet van 2022, waarin sociaaldemocraten en traditionele tegenstanders samenkwamen om de opkomst van de radicaal-rechtse Vooruitgangspartij het hoofd te bieden.

Zweden: lange tijd waren minderheidsregeringen vooral sociaaldemocratisch, maar de opmars van de Zweden‑Democraten veranderde het politieke spectrum van een eendimensionale links‑rechtsverdeeldheid naar een complexer landschap. De oplossing werd vaak een combinatie van regeer‑ en steunafspraken — het zogenaamde contractparlementarisme — waarbij ‘papieren overeenkomsten’ zorgen voor stabiliteit tussen regerende en niet‑regerende partijen.

Waarom werkt dit systeem? Belangrijke verklaringen zijn het negatief parlementarisme en de grote macht van de parlementen in Scandinavische landen. Omdat parlementen veel invloed houden, is het voor partijen geen ramp om buiten de regering te blijven: ze kunnen alsnog beleid beïnvloeden. Minderheidsregeringen bieden bovendien ideologische helderheid voor kiezers en dwingen kabinetten tot actieve onderhandelingen per onderwerp, wat gemakzucht tegengaat. Ook institutionele factoren — zoals het ontbreken van snelle tussentijdse verkiezingen in sommige landen — verminderen het risico van plotselinge val.

Voor Nederland lijkt een vergelijkbare constructie niet onmogelijk: het parlement is relatief machtig en goed georganiseerd, waardoor de institutionele voorwaarden deels aanwezig zijn. Succes hangt echter af van politieke bereidheid tot compromis, het vermogen tot ad‑hoc samenwerking en de bereidheid van oppositiepartijen om beleid via het parlement te beïnvloeden in plaats van constant naar ministerposten te streven.