Rechter dwingt komst Afghaanse oud-bewakers af
In dit artikel:
De rechtbank in Den Haag heeft geoordeeld dat de Nederlandse Staat verantwoordelijk is voor het vervoer van 42 Afghaanse oud‑bewakers van de ambassade in Kabul en hun gezinnen naar Nederland. De kantonrechter stelde dat de Staat zijn zorgplicht heeft verzaakt door deze groep niet te evacueren en legde op dat Nederland middelen moet inzetten om het transport te regelen.
Het gaat om mannen die via het lokale beveiligingsbedrijf Asman Abi jarenlang de Nederlandse ambassade in Kabul bewaakten. Toen de Taliban op 15 augustus 2021 de macht grepen, vertrok het Nederlandse ambassadepersoneel naar de luchthaven en werden veel werknemers geëvacueerd — maar de Afghaanse bewakers niet. De rechtbank oordeelt dat de uitzendconstructie geen geldige reden was om hen anders te behandelen en wijst erop dat zij ook na de machtsovername nog enige tijd door Nederland werden ingezet om gebouwen te beveiligen.
De rechter benadrukte ook ongelijke behandeling: Hongaarse collega’s die via hetzelfde bedrijf werkten, werden wél geëvacueerd, terwijl de Afghaanse bewakers die vergelijkbaar onder gevaarlijke omstandigheden werkten achterbleven. Daarom acht de rechtbank het handelen van de Staat onrechtmatig.
Emeritus hoogleraar Paul Cliteur verwierp deze benadering en noemde het toekennen van voorrang aan deze groep problematisch: volgens hem kan het kiezen van 42 mensen uit de brede groep slachtoffers van de Taliban geen rechtvaardige voorrangsregeling vormen en roept dat vragen op over discriminatie. Zijn bezwaar illustreert de politieke en ethische discussie rond wie aanspraak mag maken op bescherming na evacuaties.
Kort gezegd: de rechter beveelt Nederland opnieuw tot het binnenhalen van een specifieke groep Afghanen omdat de Staat zijn zorgplicht heeft geschonden en omdat er sprake was van ongelijke behandeling ten opzichte van buitenlandse collega’s — een uitspraak die zowel juridische consequenties als maatschappelijke discussie oproept over prioritering bij evacuaties.