Recensie: Met 'Erwin Olaf - Freedom' toont het Stedelijk een fotograaf die werkelijk niets aan het toeval overliet
In dit artikel:
Het Stedelijk Museum toont postuum een grote solotentoonstelling van Erwin Olaf (1959–2023): Freedom, te zien tot 1 maart 2026. Hoewel Olaf in 2018 zijn kerncollectie van bijna vijfhonderd werken aan het Rijksmuseum schonk, komt zijn langgekoesterde wens voor een grote presentatie in het Stedelijk – aan de andere kant van het Museumplein – pas na zijn dood uit. Zijn vriend en mentor Hans van Manen merkt in de catalogus droogjes op dat Olaf daar beslist blij mee zou zijn, “al komt het natuurlijk wel veels te laat.”
Stedelijk-directeur Rein Wolfs legt uit dat verschillende factoren meespelen in het late debuut: andere instellingen organiseerden eerder omvangrijke tentoonstellingen en binnen het Stedelijk werden toen andere keuzes gemaakt. Na Olafs overlijden nam studiomanager Shirley den Hartog contact op en werd besloten de expositie toch te maken. Wolfs vond dat juist het Stedelijk het werk kon tonen, ook werk dat elders minder zichtbaar was geweest.
Freedom brengt zowel bekende hoogtepunten als minder getoonde zijden van Olafs oeuvre bijeen en benadrukt de ontwikkeling van documentaire straatfotografie naar strak geregisseerde studiobeelden. Olaf begon met rauwe snapshots van demonstraties en het nachtleven (reportages voor Vrij Nederland, Nieuwe Revu en Sek), maar schakelde al snel over op gecontroleerde fotografie toen toevalligheden hem dwars zaten — een anekdote over een bodybuildingfoto met een onverwachte toeschouwer in een kamerjas illustreert die omslag. Onder invloed van onder anderen Robert Mapplethorpe (via Hans van Manen) ontwikkelde hij in de jaren tachtig een eigen, kunstzinnige beeldtaal; de serie Chessmen (1988) maakte hem bekend.
Halverwege de jaren negentig schakelde Olaf over op kleur en bleef hij focussen op huid en uiterlijke verschijningsvormen. Series als Fashion Victims fungeerden als aanklacht tegen merkverheerlijking en overconsumptie: perfect uitgelichte, ontmenselijkte lichamen die de kijker ambivalent laten voelen. De chronologie in de tentoonstelling wijkt af van strikt tijdsverloop; per zaal worden thema’s belicht. Grief (2007) wordt onder meer gekoppeld aan de ineenstorting van de American Dream na 11 september 2001; de clubfoto’s vieren hedonisme als verzet tegen groeiende intolerantie, maar zijn vaak nog verder gemanipuleerd tot het extreme.
In 2020 keerde Olaf terug naar buiten en fotografeerde hij in de Zuid-Duitse bossen en bergen voor de serie Im Wald. Die landschapsbeelden refereren expliciet aan romantische voorbeelden (Böcklin, Friedrich) en tonen mensen klein in overweldigende natuur — maar ook hier is alles tot in de puntjes geregisseerd; de natuur fungeert meer als decor dan als onderwerp. De tentoonstelling sluit sterk af met werken rond vergankelijkheid: Olafs laatste serie Muses brengt ingetogen, eerbiedige portretten van vroegere modellen. Zijn ziekte (longemfyseem) en een longtransplantatie spelen een voelbare rol; van de geplande tweede foto van zijn nieuwe longen heeft hij het resultaat niet meer kunnen realiseren.