Rebeca Grynspan (VN): 'We laten ons te vaak leiden door de laatste vijf minuten van de geschiedenis'
In dit artikel:
Rebeca Grynspan, secretaris-generaal van UNCTAD en oud-vicepremier van Costa Rica, sprak recent in Den Haag over de schaduwzijde van de huidige wereldorde en de rol die UNCTAD kan spelen. Terwijl de Verenigde Naties hun tachtigste verjaardag ingaan, ziet zij een organisatie die wordt geconfronteerd met krimpende financiële steun, groeiende kritiek op bureaucratie en onzichtbaarheid in actuele conflictsituaties zoals Gaza, Soedan en Oekraïne. Tegelijkertijd waarschuwt ze voor verlies van vertrouwen en hoop tussen landen, maar pleit ze voor herwonnen ambitie: alleen met geloof in verandering kun je mobiliseren.
Grynspan nam in Den Haag een rapport in ontvangst dat Nederland adviseert nauwere relaties te zoeken met het mondiale Zuiden — een veelkleurige groep landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika die de voorbije decennia economisch aan kracht heeft gewonnen. Volgens haar is intra-zuidhandel inmiddels vergelijkbaar met handel tussen noordelijke landen, iets dat volgens haar niet eerder in drie eeuwen is voorgekomen. Die opkomst biedt volgens Nederlandse en UNCTAD-analyses kansen voor een egaler partnerschap tussen Europa en het Zuiden, zeker nu Europa relatief terrein verliest en zowel Europa als het Zuiden tussen de grootmachten China en de VS kunnen komen te zitten.
UNCTAD profileert zich als het VN-platform waar noord en zuid elkaar ontmoeten op thema’s als handel, investeringen, financiën en technologie. Grynspan benadrukt dat de organisatie zich niet als activistisch instrument moet gedragen, maar als analytisch en oplossingsgericht forum voor ontwikkelingslanden. Ze claimt dat UNCTAD de afgelopen jaren relevanter is geworden door tijdige analyses — een voorbeeld is de snelle inschatting van de gevolgen van de Russische inval in Oekraïne voor voedsel-, energie- en financiële markten, die als achtergrond diende voor afspraken over graan- en kunstmesttransporten via de Zwarte Zee (al zijn die afspraken later verzwakt).
De kritiek op multilaterale instellingen is breed: onregelmatige contributies, ondervertegenwoordiging van het Zuiden in de Veiligheidsraad, en een dominante rol van het Noorden bij financiële instellingen als IMF en Wereldbank. Grynspan erkent die pijnpunten maar wijst op geleidelijke verbeteringen: ambassadeurs uit het Noorden zijn weer actiever bij UNCTAD en sommige instellingen tonen bereidheid tot verandering. Zij pleit voor hervormingen van het VN-systeem om legitimiteit en relevantie te behouden, waaronder steun voor uitbreiding van de Veiligheidsraad — mits nieuwkomers geen vetorecht krijgen.
Persoonlijk ontwijkt Grynspan tot nu toe directe antwoorden over haar eigen ambities als mogelijke opvolger van António Guterres, wiens termijn volgend jaar afloopt; ze zegt wel bereid te zijn hervormingen aan te jagen en wijst op haar staat van dienst in het doorvoeren van veranderingen. Als les uit Costa Rica — waar zij opgroeide — benadrukt ze het belang van langetermijndenken, sterk bestuur en investeringen in onderwijs en gezondheid (Costa Rica schafte ooit het leger af en investeerde zwaar in sociale voorzieningen).
Grynspan sluit af met een oproep tot hernieuwd geloof in collectieve actie: internationale samenwerking is volgens haar voor veel landen geen optie maar noodzaak om grote problemen zoals armoede, veiligheid en voedselonzekerheid aan te pakken. De zestiende UNCTAD-conferentie, die Nederland in oktober voorzit, moet die rol versterken en aandacht vragen voor het groeiende politieke en economische gewicht van het mondiale Zuiden.