Reacties scholen naar aanleiding van onderzoek botsende boodschappen in religieus onderwijs

maandag, 29 september 2025 (07:02) - NOS Nieuws

In dit artikel:

Nieuwsuur onderzocht godsdienstonderwijs op meerdere reformatorische en islamitische basisscholen en concludeerde dat sommige uitingen in lesmateriaal en door docenten kunnen botsen met de democratische basiswaarden zoals gelijkheid en verdraagzaamheid. De berichtgeving richt zich vooral op de islamitische methode Al Amana en op uitspraken van (gast)docenten buiten de klas. De PO-raad wijst erop dat leerkrachten vrij zijn in meningsuiting, maar dat schoolbesturen wél verantwoordelijk zijn voor een schoolcultuur die in lijn is met de basiswaarden — inclusief gedrag van personeel buiten werktijd.

De Al Amana-methode is opgesteld voor groepen 3–8 en bestaat uit twee delen: deel 1 met kernthema’s en deel 2 met aanvullende thema’s. Uit onderzoek blijkt dat circa 30 islamitische basisscholen in Nederland deze methode (of onderdelen ervan) gebruiken; volgens de koepel ISBO zijn dat 20 van haar leden. ISBO geeft aan dat veel scholen deel 2 met omstreden passages niet toepassen en dat de methode momenteel wordt herschreven, waarbij controversiële passages worden geschrapt. Nieuwsuur stelt dat ongeveer 15 scholen de bekritiseerde passages wel gebruiken of niet (tijdig) reageerden op vragen.

De belangrijkste inhoudelijke zorgen betreffen twee typen passages:
- Over Joden in de oudheid: sommige teksten koppelen historische verhalen over “Banoe Isra’il” aan hebzucht en trekken daarin onwenselijke verbanden met latere vervolging (vergelijkingen met volgelingen van Hitler), wat deskundigen als problematisch en potentieel antisemitisch bestempelen.
- Over homoseksualiteit: in delen van de lerarenhandleiding wordt gesteld dat homoseksualiteit onder meer zou leiden tot “ontwrichting van de samenleving” en lichamelijke risico’s. Critici vrezen dat zulke formuleringen bij kinderen afkeer en uitsluiting kunnen stimuleren.

Reacties van betrokken organisaties lopen uiteen, maar vertonen terugkerende elementen:
- ISBO (directeur Ayhan Tonca) benadrukt dat islamitische scholen jaarlijks veel lesuren verzorgen en volgens de onderwijsinspectie doorgaans voldoen aan de basiswaarden. Hij stelt dat religieuze passages altijd in samenhang met democratische waarden worden behandeld, dat veel besturen alleen deel 1 gebruiken en dat de methode wordt aangepast.
- Besturen die Openheid of afstand nemen: diverse stichtingen (IEZO, SIPO, Stichting Islamitisch College, As Siddieq, en anderen) geven aan dat zij deel 2 vaak niet gebruiken en dat leerkrachten materiaal selectief en contextueel inzetten. Zij benadrukken dat burgerschap, respect en verdraagzaamheid kernpunten van hun onderwijs zijn en verwijzen naar inspectierapporten.
- Stichting Al Amana (uitgever van de methode en bestuurder van negen scholen) erkent dat orthodox-islamitische uitleg over seksualiteit in lesstof voorkomt maar zegt dat de schoolcontext accentueert dat geweld en uitsluiting onaanvaardbaar zijn. Het bestuur reageerde niet uitvoerig op concrete voorbeelden en benadrukt dat herziening en aanpassing van materiaal plaatsvindt.
- NOOR-scholen zeggen expliciet dat de methode het islamitische standpunt over homoseksualiteit uitlegt en dat zij leerlingen steun en zorg bieden als ze worstelen met gevoelens, maar dat ze geen actief promoten van homoseksuele relaties geven omdat dit tegen de geloofsovertuiging indruist. Zij vergelijken daarnaast bijbelse verhalen over Sodom en Gommora met wat in christelijke scholen wordt behandeld en benadrukken dat respect voor mensen voorop staat.

Over verklaringen van individuele docenten: in meerdere gevallen maakten (gast)docenten buiten schooltijd uitspraken die door onderzoekers als problematisch worden gezien. Besturen benadrukken dat privé-uitlatingen niet automatisch het schoolbeleid weerspiegelen; tegelijk melden enkele besturen dat zij bij bekendheid met grensoverschrijdend gedrag hebben ingegrepen (bijvoorbeeld beëindiging van werkzaamheden). Veel besturen wijzen erop dat zij medewerkers niet continu in hun privéleven kunnen volgen, maar dat zij optreden als uitspraken de school en leerlingen raken.

Tegelijkertijd komt uit reacties terug dat besturen zich gesteund voelen door de vrijheid van onderwijs en godsdienst. Zij pleiten dat religieuze of historische passages niet per definitie in strijd zijn met basiswaarden zolang scholen duiding en tegenwicht bieden in de lessen. Sommige besturen hekelen de focus van de media op losse passages en vinden dat dit het brede burgerschapswerk van hun scholen miskent.

Kort samengevat leidt het Nieuwsuur-onderzoek tot drie heldere knelpunten: (1) er bestaan concrete passages in een veelgebruikte methode die als discriminerend of stigmatiserend kunnen worden ervaren; (2) schoolbesturen verschillen in hoe strikt zij deel 2 vermijden, omgaan met docentenuitlatingen en met het interpreteren van burgerschapsopdrachten; (3) meerdere besturen kondigen herziening, nuancering of afschaffing van betwiste teksten aan, terwijl experts aandacht blijven vragen voor het voorbeeldgedrag van leerkrachten en de manier waarop gevoelige onderwerpen aan kinderen worden uitgelegd.