"Provincie Oost-Vlaanderen discrimineert in onderwijs", zegt Mensenrechteninstituut na klacht leerkracht met hoofddoek
In dit artikel:
De Geschillenkamer van het Vlaams Mensenrechteninstituut oordeelt dat in het provinciaal onderwijs van Oost-Vlaanderen sprake is van discriminatie en intimidatie na een klacht van een leerkracht die niet met hoofddoek voor de klas mocht verschijnen. De klager geeft sinds 2022 les in een provinciale school en kreeg in september 2023 van de directie te horen dat een hoofddoek niet toegelaten was. Pogiingen tot overleg en een tuchtprocedure leidden niet tot een oplossing; haar naam en foto werden van de schoolwebsite verwijderd.
Voor de periode vóór het nieuwe reglement stelt de Geschillenkamer directe discriminatie vast omdat het verbod gebaseerd is op geloof en het afleggen van de hoofddoek geen essentieel beroepsvereiste is. Toen de provincie vervolgens het personeelsreglement aanpaste en vanaf 1 september 2024 een algemeen verbod op religieuze of levensbeschouwelijke symbolen invoerde om neutraliteit te waarborgen, oordeelde de Geschillenkamer dat dit indirecte discriminatie vormt. De provincie kon niet aantonen dat leerlingen onder druk zouden komen te staan door leerkrachten met religieuze tekens, terwijl het verbod voor de leerkracht een ingrijpende keuze creëert tussen het opgeven van een belangrijk deel van haar identiteit of het verlies van haar job. Ook werd de behandeling van de leerkracht door de provincie gekwalificeerd als intimidatie, omdat die een vijandige en vernederende werkomgeving zou hebben gecreëerd.
Het oordeel van de Geschillenkamer is niet bindend; het instituut vraagt de provincie om de leerkracht toe te laten met hoofddoek te blijven werken en het algemene verbod in te trekken. De provincie heeft nog niet formeel gereageerd; als zij de aanbevelingen negeert kan de leerkracht met dit advies naar de rechter stappen.