'Prophet Song', boek en toneelstuk, laat zien: het loopt wél zo'n vaart met het fascisme
In dit artikel:
Niña Weijers bespreekt Paul Lynch’ roman Prophet Song (Boekerwinnaar 2023) en de toneelbewerking ervan door ITA onder regie van Mina Salehpour. De recensie, verschenen op 26 november 2025, koppelt persoonlijke herinnering aan tienertoneel aan een kritische lezing van boek en voorstelling: kan kunst ons wakker schudden voor het gevaar van totalitarisme en tegelijk echt empathie oproepen, of blijft het steken in melodrama en vertrouwde perspectieven?
In Lynch’ boek staat Eilish centraal: moeder van vier kinderen, dochter van een dementerende vader, getekend door het geweld van een wreed, onbestemd autoritair regime dat het gewone leven systematisch ondergraaft. Lynch claimt niet politieke satire maar een familiaal drama (een ‘kitchen sink’-vertelling) met een hoge graad van realisme, zodat lezers zich zouden identificeren met de alledaagse protagonisten en zo ‘radicale empathie’ ontwikkelen. Weijers erkent de beklemming en de schrijfkunst — een ijle, koortsachtige stream of consciousness die Eilish’ innerlijke aftakeling nauwgezet volgt — maar betwijfelt of het effect dat Lynch ambieert bereikt wordt.
Haar kritiek draait om twee hoofdpunten. Ten eerste werkt de identificatiestrategie selectief: de roman schildert een zeer specifieke, westers-bourgeois wereld (wit, heteroseksueel, hoogopgeleid, middenklasse), waardoor de beoogde universele empathie paradoxaal genoeg beperkt blijft tot “mensen zoals wij”. Ten tweede verwordt de tekst door zijn ene toonaard — voortdurende verbijstering en angst zonder veel psychologische variatie of humor — tot een eendimensionale uitbeelding van onderdrukking. Eilish en haar gezin blijven ten slotte vooral representaties van slachtofferschap; hun persoonlijkheden worden door Weijers te weinig uitgediept om de lezer echt geraakt of verrast achter te laten. Daarnaast ziet ze in de opeenstapeling van bekende politiestaat-elementen eerder een checklist van verschrikkingen dan een genuanceerde verbeelding van totalitarisme.
De toneelbewerking door ITA scoort volgens Weijers hoger dan het boek. Regisseur Mina Salehpour transformeert de tekst met theatrale middelen: scènes vloeien ononderbroken in elkaar, een slagvaardige groep figuranten fungeert als ongrijpbare massa, en nieuwe scènes (zoals een groteske supermarktconfrontatie) brengen absurditeit en herkenbare theatermomenten die in het boek ontbreken. De cast weet wezenlijk te geven wat de roman soms ontbeert: Janni Goslinga draagt Eilish overtuigend, de tieners brengen relativering en humor, en bijrollen (Gijs Scholten van Aschat, Maria Kraakman) krijgen schwung. Het spel voegt emotionele lagen toe en maakt beelden van het verval menselijker; het slotbeeld ontroerde zelfs de kritische recensent.
Weijers plaatst de tekst ook in een bredere politieke reflectie: Lynch wil dat westerse lezers de ervaring van binnenuit begrijpen om compassie te vergroten, maar Weijers signaleert dat westerse empathie al erg selectief is — voorbeelden als Gaza, Soedan en de ongelijke opvang van vluchtelingen (waarbij Oekraïners veelal méér medeleven kregen) illustreren dat identificatie alleen niet genoeg is om universele solidariteit teweeg te brengen. Bovendien is het gezamenlijke risico dat het alledaagse als onschuld wordt voorgesteld en daarmee normatief en exclusief: de ‘doodgewone’ burger wordt in de roman als ideaal gepositioneerd, waarmee afwijkingen onzichtbaar of minderwaardig dreigen te worden.
Kort samengevat: Prophet Song is literair sterk en verontrustend, maar in Weijers’ ogen ook problematisch vanwege zijn beperkte blik en eendimensionale toon, waardoor de beoogde empathische beweging uitblijft. De ITA-voorstelling verlevendigt het materiaal en voegt theatrale inzichten toe die het verhaal menselijker maken, maar kan de fundamentele zwaktes van de brontekst niet helemaal opheffen. De recensie eindigt met een kleine, veelzeggende anekdote over merchandisekraampjes bij ITA met petten waarop ‘Democracy is dying’ staat — een ironische afsluiting die de afstand tussen waarschuwing, consumptie en spreekangst aanschouwelijk maakt.