Politieke islam is niet de islam: een democratische afbakening
In dit artikel:
Het betoog pleit voor een scherpe scheidslijn tussen religie als inspiratiebron en religie als gedwongen politiek beginsel, met bijzondere aandacht voor de Nederlandse publieke sfeer. De auteur stelt dat religieuze en filosofische tradities — van islam, jodendom en christendom tot hindoeïsme, boeddhisme, taoïsme, humanisme en Alevitisme — waardevolle normatieve vocabularia leveren voor ethiek, verantwoordelijkheid en maatschappelijke samenhang, mits ze worden benut binnen een seculier-democratisch kader dat dwang uitsluit.
Centraal staat het onderscheid tussen religie als morele inspiratie en politieke islam als ideologie. Politieke islam wordt hier gedefinieerd als het project waarbij een veronderstelde goddelijke, onveranderlijke maatschappelijke orde wordt omgezet in staatsmacht, waardoor democratische controle, pluralisme en veranderbaarheid worden ondermijnd. Dat model plaatst gehoorzaamheid aan een vermeende goddelijke wet boven debat en burgerlijke legitimatie en staat daarmee fundamenteel op gespannen voet met democratische principes en staatsneutraliteit. De directe gevolgen betreffen in het bijzonder vrijheid van geweten, meningsuiting en de rechten van vrouwen en andersdenkende gelovigen.
Tegelijk waarschuwt het artikel voor twee misstanden in het publieke debat. Enerzijds reduceert cultureel relativisme kritiek tot onmogelijkheid: wanneer alle religieuze praktijken louter "cultureel" zijn, verdwijnt ruimte voor het veroordelen van onderdrukking binnen tradities. Anderzijds gebruikt extreemrechts voorbeelden van anti-democratische politiek-islamitische praktijken en jihadistisch geweld om de gehele islam en moslims te stigmatiseren. Beide polen verergeren polarisatie en zetten moslimgemeenschappen in een permanent verdachtenbestaan — denk aan heimelijke monitoring van moskeeën — wat in strijd is met rechtsstatelijke normen en sociale cohesie schaadt.
Als alternatief pleit de auteur voor een kritisch-universalistisch kader: culturele verschillen worden serieus genomen, maar tegelijk worden minimale, universele principes gehandhaafd — menselijke waardigheid, gelijkheid voor de wet, vrijheid van geweten en meningsuiting — zonder dat deze principes als “westers” worden geclaimd. Dit maakt het mogelijk om religieuze claims en praktijken te toetsen en onderscheid te maken tussen legitieme levensbeschouwelijke invloed en politieke dwang.
Het essay pleit ook expliciet voor erkenning van niet-westerse kennisbronnen — bijvoorbeeld inheemse ecologische tradities — omdat ze beleidsblinde vlekken in westerse rationaliteit kunnen corrigeren en bijdragen aan lange-termijnverantwoordelijkheid, ecologische rechtvaardigheid en alternatieve begrippen van vrijheid en solidariteit. Zulke invalshoeken verrijken democratisch debat en voorkomen intellectuele stagnatie.
De kernslotregel is dubbel: geen enkele dwingende godsorde mag boven de democratische rechtsstaat staan, en tegelijk mag universalisme of secularisme niet worden ingezet als instrument van uitsluiting. Een volwassen, plurale democratie moet beide waarborgen combineren: consequente verdediging van universele rechten en oprecht respect voor culturele en religieuze diversiteit. Daarmee worden zowel stigmatisering van moslims als het normaliseren van religieus-politieke dwang principieel afgewezen.