Politie mag op verdachte schieten bij aanhouding, maar doet dat zelden
In dit artikel:
In Capelle aan den IJssel schoot een politieagent gisteren een 15‑jarige jongen dood. De gebeurtenis zet scherp de discussie over wanneer agenten vuurwapen mogen inzetten en welke procedures volgen om dodelijke afloop te voorkomen.
Schieten door Nederlandse agenten is relatief zeldzaam: vorig jaar trokken politiemensen hun wapen ruim 1.700 keer en werd in dertien gevallen daadwerkelijk gericht geschoten; dat leidde in één zaak tot de dood. In 2023 vielen geen dodelijke politie‑schoten; in voorgaande jaren waren dat gemiddeld zo’n drie per jaar. Volgens beschikbare gegevens is het naar alle waarschijnlijkheid ongekend dat een minderjarige door politiehandelen is gedood in recente jaren.
De ambtsinstructie bepaalt de wettelijke kaders: schieten is toegestaan als waarschuwing, uit noodweer of om een aanhouding mogelijk te maken, en vooral bij verdachten van ernstige misdrijven. Politievakbondsman Patrick Fluyt en politiewetenschapper Jaap Timmer wijzen erop dat die voorwaarden in de zaak in Capelle naar buiten toe lijken te kloppen: de jongen zou een fatbike hebben gestolen en daarbij een vuurwapen hebben gebruikt, was onbekend en zou volgens de politie niet op waarschuwingen hebben gereageerd maar zijn wegvlucht. Dat schept volgens deskundigen de situatie waarin agenten terecht komen om het wapen in te zetten omdat de verdachte vuurwapengevaarlijk is en zich aan aanhouding onttrekt.
Agenten worden tijdens training geleerd laag te richten (bij voorkeur op de benen) om dodelijke verwondingen te vermijden, maar in de hectiek van het moment is nauwkeurig richten lastig en kan een schot hoger uitvallen. Het aantal afgevuurde schoten wordt ter plekke beoordeeld: er wordt pas gestopt als het gewenste effect zichtbaar is, bijvoorbeeld wanneer de verdachte neergaat of zich overgeeft.
De Rijksrecherche onderzoekt standaard elk schietincident met politiebetrokkenheid; op basis van dat onderzoek beslist het Openbaar Ministerie of er strafrechtelijke stappen volgen. Historisch leidt dat vaak tot vrijwaring van vervolging wanneer ambtsinstructies zijn nageleefd (zoals recent bij zaken in Rotterdam en rond Sammy Baker), maar nabestaanden proberen soms alsnog strafrechtelijke vervolging af te dwingen. Eerdere zaken laten zien dat processen tot vervolging of vrijspraak mogelijk zijn en dat uitspraken door het OM of rechters gecounterd kunnen worden in hoger beroep of via dwang tot vervolging door nabestaanden.