Politici staan stil bij moord op Theo van Gogh: "Afgeslacht vanwege zijn mening"
In dit artikel:
Vandaag is het 21 jaar geleden dat filmmaker, columnist en televisiemaker Theo van Gogh in Amsterdam werd vermoord. Op 2 november 2004 schoot en stak Mohammed Bouyeri Van Gogh neer in de Linnaeusstraat; de filmmaker fietste die ochtend naar zijn kantoor en raakte door meerdere kogels zwaargewond. Toen hij op de grond lag, sneed zijn aanvaller hem de keel door en liet een bedreigende brief achter die gerelateerd werd aan de korte film Submission, die Van Gogh samen met Ayaan Hirsi Ali maakte en die kritiek leverde op vrouwenonderdrukking binnen de islam.
De moord — gepleegd op klaarlichte dag door een 26-jarige moslimextremist die later verklaarde uit religieuze overtuiging te hebben gehandeld — schokte Nederland en werd gezien als een directe aanval op de vrijheid van meningsuiting. Van Gogh stond bekend om zijn scherpe, onverbiddelijke stijl: hij maakte weinig vrienden maar werd voor velen ook het symbool van Nederland’s directheid en het recht om hardop te zeggen wat je denkt.
Sinds zijn dood is zijn leven en werk veelvuldig herdacht en verwerkt in boeken, theater en film; schrijvers en filmmakers zoals Theodor Holman, Eddy Terstall en Leon de Winter hielden zijn nalatenschap in leven. Ook vandaag roepen politici op tot herdenking en wijzen zij op de blijvende noodzaak om waakzaam te blijven. Onder meer prominente partijen en politici plaatsten eerbetonen en benadrukten dat de bedreiging van extremisme en de spanning rond religie en vrije meningsuiting actueel blijven.
De moord veranderde de Nederlandse samenleving: angst, zelfcensuur en polarisatie namen toe en het debat over vrijheid, religie en identiteit verscherpte. Eenentwintig jaar later blijft de littekenlijn zichtbaar; Van Gogh zelf is weg, maar zijn provocerende stem blijft nazinderen in de publieke discussie.