„Pieterskerk Leiden altijd al meer dan enkel godshuis"
In dit artikel:
De ruim 900 jaar oude Pieterskerk in Leiden is zowel werkplek als onderwerp van het proefschrift van historicus Hoskens, die deze maand aan de Universiteit Leiden promoveerde op De Pieterskerk in Leiden 1795–heden. Hij onderzocht hoe de kerk door de eeuwen heen werd gebruikt en welke cultuurhistorische betekenis die gebruikspraktijken hebben gehad.
Van oudsher fungeerde de Pieterskerk als hoofdkerk van de stad, maar haar invloed reikte verder: sinds de oprichting van de universiteit in 1575 diende het gebouw als Auditorium Maximum en als mausoleum voor geleerden; universitaire plechtigheden zoals de dies natalis en de opening van het academisch jaar vinden er nog steeds plaats. De kerk speelt ook een centrale rol bij de Leidse herdenking van het Ontzet op 3 oktober — een vast element van de stedelijke identiteit — en droeg in de 19e eeuw bij aan nationale rituelen, zoals de viering van vijftig jaar onafhankelijkheid (1863) en herdenkingen rond Waterloo waar zelfs koning Willem III toesprak.
Halverwege de 19e eeuw ontstond daarnaast een levendige concertcultuur in de Pieterskerk, met jaarlijkse uitvoeringen van onder meer de Matthäus Passion en het Weihnachtsoratorium. Tegelijk is er altijd discussie geweest over de verhouding tussen gebruik en behoud: vanaf de jaren 1860 botsten functionele plannen (benadrukt door predikant Eliza Laurillard) met behoudsgezinde stemmen die de historische inrichting wilden sparen. Die tegenstelling tussen monument en bruikbare ruimte bestaat volgens Hoskens nog steeds.
Door dalende kerkgang en hoge onderhoudskosten droeg de hervormde gemeente de kerk in 1971 af; in 1976 kwam het gebouw in handen van een stichting die culturele en commerciële activiteiten mogelijk maakt. Sindsdien is de Pieterskerk twee keer gerestaureerd en verkeert ze in betere staat dan ooit — een ontwikkeling die laat zien dat multifunctioneel gebruik cruciaal is voor het voortbestaan van groot erfgoed.