Peter Delpeut bewondert de Griekse dichter Kaváfis tot in zijn dressoir

woensdag, 3 december 2025 (12:00) - De Groene Amsterdammer

In dit artikel:

Peter Delpeut liet zich door een klein, verweerd notitieboekje uit het Cavafy-archief inspireren tot een korte roman die het leven en de verbeelding rond de Griekse dichter Constantine (K.) Cavafy (1863–1933) onderzocht. In Delpeuts verhaal beeldt hij zich in dat de oude, stervende dichter in Athene vlak voor zijn dood een dagboekje bijhoudt over een ontmoeting met een jonge assistent van een fotograaf. Die momenten zijn in het boek als zwarte pagina’s weergegeven: intiem, fragmentarisch en doordrenkt van herinnering.

Het verhaal wordt grotendeels vanuit het perspectief van de jongeman verteld. Gaandeweg onthult hij dat hij een soort onsterfelijke geliefde is die door de eeuwen heen telkens weer in jeugdige gedaantes verschijnt — gekoppeld aan figuren als Hephaestion en Antinoüs — en steeds het beeld van verlangen en schoonheid vertegenwoordigt. In Athene fungeert hij opnieuw als object van Cavafy’s aandacht; ze wandelen, bezoeken de Akropolis, dineren en houden elkaars gezelschap. De relatie eindigt echter pijnlijk: de jongen wordt mishandeld en neemt uiteindelijk voorgoed afscheid van de dichter, die zelf aan de gevolgen van keelkanker lijdt en nauwelijks meer kan spreken.

Delpeut balanceert tussen biografische kennis van Cavafy’s melancholische en verlangende poëzie en vrij spel van fictie. De zogenoemde dagboekfragmenten van de dichter zijn afgerond en klein gehouden; ze geven niet alleen tekstuele variatie maar ook een gevoel van authenticiteit zonder opsmuk. De roman kiest bewust voor een sober, gevoelig register: pathetiek wordt niet uitgebuit, wel is Delpeuts bewondering voor Cavafy op elke pagina voelbaar.

De recensent plaatst het boek ook in een bredere literaire context: Cavafy duikt als schim op in Lawrence Durrells The Alexandria Quartet, dat bij de schrijver van de bespreking vroegere fascinaties wakker riep. Voor lezers vormt Delpeuts boek zowel een hommage aan een literaire held als een klein, bedachtzaam onderzoek naar herinnering, verlangen en de manier waarop archiefmateriaal fictie kan aanzetten. Het is een ingetogen liefdesgeschiedenis tussen een stervende dichter en een eeuwig jonge bewonderaar, opgebouwd uit flarden, wandelingen en stiltes die het centrale thema — verlangen over tijd heen — scherp naar voren brengen.