Peter Buwalda heeft zijn nieuwe boek eindelijk af: 'Niet leuk als mensen denken dat je niets uitvoert'
In dit artikel:
Schrijver Peter Buwalda (53) heeft de afgelopen zeseneenhalf jaar vrijwel alles ondergeschikt gemaakt aan het schrijven van De jaknikker, het langverwachte tweede deel van zijn aangekondigde trilogie. Waar Otmars zonen (2019) de zoektocht van een jonge Shell-medewerker naar zijn biologische vader en de jacht van een onderzoeksjournalist op een corrupte topman inleidde, moest het vervolg drastisch anders en beter worden dan de versie die Buwalda aanvankelijk had. Drie jaar geleden dacht hij klaar te zijn, maar hij gooide toen de helft van zijn manuscript weg en begon opnieuw: veel materiaal bleek eerder al in Otmars zonen te zijn opgenomen, waardoor het oorspronkelijke vervolg "geplunderd" was en niet meer klopte.
De vertraging leidde tot publieke aandacht en grappen; sinds 2021 belde de Volkskrant hem traditioneel rond oud en nieuw om te vragen of het boek er al was. Een geplande verschijningsdatum in maart verschoof alsnog een half jaar, en zelfs vlak voordat de definitieve proef naar de drukker ging vroeg Buwalda zijn uitgever nog om kleine, noodzakelijke wijzigingen. Zijn aanpak is gedisciplineerd en veeleisend: lange, ononderbroken dagen waarin sociale afspraken worden geschrapt om de benodigde concentratie te garanderen. In de laatste fase sliep hij vaak niet meer dan vijf uur per nacht en noemde zichzelf soms een kluizenaar; hij worstelde met de vraag of zo’n leven “wel een leven” is, maar vond tegelijkertijd voldoening in het tunnelachtige werken wanneer de voortgang helder was.
Buwalda woont in een loft in Breda, maar zijn achtergrond ligt in een samengesteld gezin: geboren in IJsselstein, opgegroeid in Blerick nadat zijn moeder hertrouwde met Jaap Buwalda, die in Venlo bij een staalbedrijf ging werken. Die eigen ervaring met stief- en biologische familieleden voedt de terugkerende thematiek in zijn romans: vervreemde vaders, verborgen verwantschappen en gebrouilleerde familierelaties. Persoonlijk heeft hij ooit na zijn doorbraak contact gehad met zijn biologische vader, dat korte tijd resulteerde in gezamenlijke etentjes maar later weer verwaterde. Hij heeft zelf geen kinderen en zegt dat hij bewust de keuze heeft gemaakt zijn schrijverschap niet met een gezin te combineren; de intensiteit van zijn werkwijze laat weinig ruimte voor andere grote verantwoordelijkheden.
Buwalda reflecteert ook op succes en onzekerheid: eerdere erkenning bevestigt hem maar beschermt niet tegen twijfels of hij telkens weer het uiterste kan geven. Hij verdedigt het tempo waarin hij werkt door te wijzen op de omvang van wat hij levert—honderden pagina’s werk tegenover collega’s die in dezelfde jaren veel kortere romans afleveren—en benadrukt dat kwaliteit en vernieuwing voor hem zwaarder wegen dan haast. De periode rond De jaknikker illustreert zowel zijn rigoureuze schrijfdiscipline als de persoonlijke offers die zo’n streven vergt.