Parket vraagt vrijspraak voor agenten die Pieter Aerts doodschoten
In dit artikel:
Pieter Aerts (35), die leed aan psychoses, werd in juli 2019 in zijn appartement in Antwerpen door politieagenten doodgeschoten. Bij het proces tegen de vier betrokken agenten heeft het openbaar ministerie vrijspraak gevraagd omdat er volgens de procureur te veel redelijke twijfel bestaat om tot een veroordeling over te gaan. Van wettige zelfverdediging kan niet met zekerheid worden uitgesloten, maar er moet tegelijk uit deze zaak worden geleerd, stelde het OM.
De politieagenten verklaren dat Aerts hen met een mes had aangevallen; volgens deskundigenverklaringen is zo'n aanval niet onrealistisch, aldus de procureur. Dat er later geen mes werd teruggevonden, bewijst volgens hem niet dat er geen aanval heeft plaatsgevonden. De procureur voegde daaraan toe dat de agenten niet konden terugtrekken maar moesten proberen het probleem te onderzoeken en Aerts te overmeesteren.
De familie van Aerts houdt vast aan een andere lezing: ouders voerden eigen onderzoek en zeggen dat er nooit een mes is gevonden. De vader opende het proces met een emotionele toespraak waarin hij kritiek had op het onderzoek en de verklaring van de agenten, en sprak van een vernederende en laffe schietpartij. Advocaat van de familie noemt het «een bloedbad»: er zouden acht kogels zijn afgevuurd en de agenten kunnen niet duidelijk zeggen wie wanneer schoot. De Liga voor Mensenrechten heeft zich als burgerlijke partij aangesloten en pleit voor meer politietransparantie. In de namiddag brengen de verdedigers van de agenten hun pleidooi.