Paramount Pictures werd ooit gered door seksbom Mae West
In dit artikel:
Paramounts wortels liggen in het verhaal van de arme wees Adolph Zukor, die op zijn zestiende het Oostenrijks‑Hongaarse rijk verliet en in de VS met allerlei baantjes genoeg kapitaal vergaarde om te investeren in bioscopen. Al rond 1901 zette hij geld in een zaal voor rolprenten; die investering groeide uit tot een keten van theaters en uiteindelijk tot een filmstudio. Dit traject doet denken aan dat van Warner Bros., dat evenzeer ontstond uit eenvoudige vertoningspraktijken van immigrantengezinnen.
Zukor breidde snel uit van alleen vertonen naar produceren. Een belangrijk keerpunt was de Amerikaanse acquisitie van Les amours de la reine Élisabeth (1912) met Sarah Bernhardt — nog een stomme film — en korte tijd later eigen speelfilms zoals The Prisoner of Zenda (1913). Zukor moderniseerde ook de bioscoopbeleving: zalen kregen een weelderiger, bijna paleisachtig aanzien om het publiek te lokken.
In 1916 fuseerde Zukors Famous Players met Jesse L. Lasky en distributiefirma Paramount Pictures; de naam en het iconische berglogo stammen van die distributeur. Paramount zette in op sterren als publiekstrekkers — Fairbanks, Valentino, Swanson, Pickford — en beheerst de keten van productie tot vertoning, een model dat later door andere studio’s werd overgenomen.
De Grote Depressie en de overgang naar geluidsfilms brachten financiële nood: investeringen in bijna duizend bioscopen en dalende inkomsten dreigden het einde te betekenen. Een commerciële redding kwam via Mae West, wiens films volle zalen trokken; haar succes leidde echter tot strengere filmkeuringen, waarop ze creatief reageerde met dubbelzinnige dialogen. Het stuk is geschreven door Paul van der Steen.