Over oorlogsmisdaden in Liberia, kannibalisme en band in Volvo: het verhaal van Martina Johnson, die op weg is naar assisen in ons land
In dit artikel:
Martina Johnson, een 55‑jarige Liberiaanse die jarenlang onopvallend in Gent woonde en zelfs in de Volvo‑fabriek werkte, is door de Belgische raadkamer doorverwezen met het oog op een assisenproces. Ze wordt verdacht van ernstige oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid die zouden zijn gepleegd tijdens de eerste Liberiaanse burgeroorlog, die in december 1989 begon toen Charles Taylor met zijn rebellen vanuit Ivoorkust het land binnenviel.
Volgens verklaringen uit dat conflict zou Johnson een van de commandanten binnen Taylor’s gelederen zijn geweest: getuigen noemen haar onder meer “generaal”, “artilleriecommandant” en tijdelijk lijfwacht van Taylor zelf. Ze wordt in verband gebracht met massaal geweld, waaronder moord, verkrachting, plundering, het inschakelen van kindsoldaten en de bloedige aanval “Operatie Octopus” op Monrovia in 1992, waarbij naar schatting duizenden burgers werden gedood. Er kursussen ook sensationele beschuldigingen zoals kannibalisme, maar die beweringen zijn niet onderdeel van de huidige vervolging en zijn moeilijk te verifiëren jaren na dato.
Na de oorlog vluchtte Johnson naar België; haar asielprocedure werd nooit inhoudelijk afgerond omdat zij trouwde en zo haar verblijf regelde. In 2011 diende advocaat Luc Walleyn namens drie slachtoffers klacht in. In 2014 werd Johnson aangehouden; ze verbleef korte tijd in voorarrest, kreeg later een enkelband en sinds 2015 leeft ze vrij onder voorwaarden. Het federaal parket sloot een jarenlang onderzoek af—ruim 10.000 pagina’s—waarin een tiental slachtoffers concreet konden worden geïdentificeerd. Omdat Johnson in België woont, kan het parket haar hier vervolgen voor de zwaarste misdrijven.
De zaak heeft vertraging opgelopen door de complexiteit van het dossier en praktische problemen zoals de noodzaak tot internationale gerechtelijke bijstand én de uitbraak van epidemieën (ebola, covid) die onderzoekstappen bemoeilijkten. De raadkamer heeft nu de verwijzing naar assisen aanbevolen; de kamer van inbeschuldigingstelling moet dit formeel bevestigen. Voor slachtoffers is die stap symbolisch en praktisch belangrijk, maar zij blijven bezorgd over mogelijke tegenreacties of risico’s: het zijn mensen die zich durven te verzetten tegen machtigen uit hun vaderland.
Rechtsmensen noemen de kwestie historisch relevant: Johnson was een van de eerste gearresteerden in verband met misdaden uit die burgeroorlog, en elders in Europa zijn al veroordelingen gevallen voor gelijkaardige feiten (Frankrijk, Zwitserland). Charles Taylor zelf kreeg in Den Haag een zware straf, al was die uitspraak gericht op zijn rol in Sierra Leone. Johnson ontkende in een eerder interview alle aantijgingen; ze verklaarde dat ze onder dwang bij Taylor’s veiligheidsdienst kwam en dat beweringen over gruwelijkheden onwaar zijn. Haar advocaten waren voor dit artikel niet bereikbaar.