Oudvaders waren „geen vriend" van leesdiensten

donderdag, 10 april 2025 (15:38) - Reformatorisch Dagblad

In dit artikel:

De geschiedenis van leesdiensten binnen de protestantse kerken in Nederland toont een evolutie die begint in de zestiende eeuw. Aanvankelijk werd er alleen een Schriftgedeelte voorgelezen, maar na de provinciale synode van Armentières in 1563 kregen ouderlingen de taak om deze lezingen zonder uitleg of discussie voor te dragen. Dit veranderde met de synode van Arnhem in 1593, die bepaalde dat schoolmeesters in vacante kerken preken uit het werk van Heinrich Bullinger mochten voorlezen.

Hoewel leesdiensten op schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie werden toegestaan, bleven ze gedurende de zestiende tot de achttiende eeuw zeldzaam. Het lezen van preken won echter aan populariteit in de negentiende eeuw, vooral door een tekort aan predikanten na de Afscheiding van 1834, wat leidde tot de vorming van conventikels, waaruit ook erediensten voortkwamen.

Een belangrijke mijlpaal vond plaats in 1887 toen de Nederduitse Gereformeerde Kerken die leden toestonden om preken voor te lezen, mits goed voorbereid. Toch was er controle op de inhoud van deze lezen, waarbij goedkeuring van de classes was vereist.

De discussie rond preeklezen is een terugkerend thema, met meningen die uiteenlopen van die van Augustinus, die de waarde ervan inzag, tot critici die het beschouwen als een verarming van de prediking. Het idee dat lezen niet gelijkstaat aan prediken blijft prominent, met de stelling dat een echte preek veel krachtiger is wanneer deze levendelijk wordt overgebracht in plaats van uitgeschreven te worden voorgelezen.