Oud-AIVD'er: Antifa wel extremistisch, maar niet terroristisch
In dit artikel:
Een dag nadat president Trump zei Antifa als terroristische organisatie te willen bestempelen, nam de Tweede Kamer gisteren een motie aan die hetzelfde in Nederland zou moeten bewerkstelligen. Het voorstel, ingediend door FvD, BBB en PVV en gesteund door VVD, JA21 en SGP, zet een discussie in gang over de vraag of antifascistische groepen als terroristisch aangemerkt mogen worden. Het kabinet heeft de motie ontraden en bespreekt het verzoek volgende week vrijdag; demissionair premier Schoof benadrukte dat het vooral aan rechters is om te bepalen wat onder een terroristische organisatie valt.
Oud-AIVD’er Berrie Hanselman, die jarenlang linkse extremisten bestudeerde, noemt de Kamerstap onbegrijpelijk en waarschuwt dat Nederland niet gelijk is aan de VS. Hij stelt dat Antifa in Nederland niet écht georganiseerd is: historisch bestond in de jaren 80 de Antifascistische Aktie (AFA) met ongeveer vijftien afdelingen, en een bekende gewelddadige actie was de aanslag met rookbommen in 1986 op hotel Kedichem waar Centrumdemocraten bijeenkwamen. Tegenwoordig gaat het volgens Hanselman vooral om kleine lokale groepen die tegendemonstraties houden; hij waarschuwt voor een "inflatie van het woord 'terrorisme'" als Antifa juridisch zo bestempeld zou worden.
Maite van Lith van de Revolutionair Socialistische Partij in Nijmegen, die zichzelf tot de Antifa-beweging rekent, kondigt protesten tegen de motie aan en vreest criminalisering van antifascisme en beperking van demonstratierechten. Buiten Nederland volgde Hongarije recent Trumps voorbeeld: premier Orbán bestempelde Antifa als terroristisch na rellen in Boedapest (2023).
Hanselman voorziet dat een officiële terreurclassificatie twee reacties uitlokt: de meeste activisten zullen zich terugtrekken uit angst, maar een kleine hardere kern kan ondergronds gaan en radicaler reageren — precies het onbedoelde risico van dergelijke maatregelen.