Oud-advocaat Evert-Jan wil dat we anders aankijken tegen eigendom: 'Volstrekt achterhaald'
In dit artikel:
Evert‑Jan Rotshuizen (78), tot 2017 advocaat en curator in Leeuwarden, heeft na zijn pensionering een boek geschreven: Wat is eigen aan eigendom? Hij stelt daarin dat het juridisch begrip eigendom al ruim 200 jaar vastzit in het Burgerlijk Wetboek terwijl de samenleving sterk is veranderd. Met een combinatie van literatuur, interviews en een digitale enquête onder 2.332 respondenten onderzocht hij hoe mensen vandaag de dag denken over eigendom. Zijn conclusie: het klassieke eigendomsbegrip dekt vaak niet meer de sociale relaties en maatschappelijke functies waaraan goederen verbonden zijn.
Achtergrond en motivatie
Rotshuizen, die in de jaren zeventig in Amsterdam en later in Parijs studeerde (rechtssociologie aan de Sorbonne) en vanaf eind jaren zeventig in Friesland woonde en werkte, heeft tijdens zijn loopbaan veel met praktijkvraagstukken rond bezit te maken gehad — onder meer als curator in faillissementen en als advocaat voor krakers en maatschappelijke initiatieven. Die ervaring bracht hem ertoe het traditionele juridische vertrekpunt (eigenaar heeft het meest omvattende recht op een zaak) in vraag te stellen en te willen weten wat gewone mensen onder eigendom verstaan. Zijn onderzoek toont aan dat mensen niet alleen waarde hechten aan formeel eigenaarschap, maar ook aan rollen als gebruiker, buur of rentmeester van een zaak.
Kernidee: dominium
Als alternatief introduceert Rotshuizen het concept dominium: eigendom wordt gedefinieerd als het recht om over een stoffelijke zaak te beschikken in overeenstemming met diens maatschappelijke functie. Dat betekent niet simpelweg minder rechten voor eigenaars, maar een heroriëntatie waarbij de omgeving — gebruikers, omwonenden en het publieke belang — structureler meeweegt bij beslissingen over een zaak. Dominium is geïnspireerd door oudere ideeën (bijv. Thomas van Aquino) die benadrukten dat bezit ondergeschikt is aan gemeenschappelijk welzijn en verantwoordelijkheid.
Praktische vraagstukken en voorstellen
Rotshuizen geeft enkele toegankelijke voorbeelden van hoe dominium in de praktijk uitpakt. Een projectontwikkelaar die hoge gebouwen wil neerzetten midden in een woonwijk zou niet langer louter op basis van eigendomsrecht en omgevingsplan mogen handelen; buurtbewoners zouden meer zeggenschap en invloed moeten krijgen. Hij noemt ook ruilconstructies (bouw op verlaten terreinen in ruil voor huizen elders) als denkbare alternatieven.
Voor natuur en publieke belangen pleit hij concreet voor de oprichting van een Autoriteit Natuurherstel. Die zou buurtbewoners en andere stakeholders in staat moeten stellen op te treden wanneer eigenaren hun zorgplicht voor natuur verwaarlozen. Daarnaast vindt hij dat zaken die geheel of deels met overheidsgeld zijn gefinancierd — van gebouwen tot wetenschappelijke apparatuur of kunstcollecties — toegankelijk en verantwoord openbaar beheerbaar moeten zijn.
Aansprakelijkheid en transparantie
Rotshuizen gaat ook in op eigendomsvraagstukken rond bedrijfeigendom en complexe eigendomsconstructies. Hij benadrukt dat veel eindbaathouders traceerbaar zijn via het UBO‑register (ultimate beneficial owner), maar wijst op een recente beperking in de toegang tot dat register door een uitspraak van het Hof van Justitie in Luxemburg — waardoor burgers nu een hoger belang moeten aantonen om gegevens in te zien. Hij betreurt die verzwaring omdat transparantie essentieel is om uiteindelijk aanspreekbare partijen te vinden. Voor buitenlandse eigendomsstructuren pleit hij ervoor dat er altijd binnen Nederland een aanspreekpunt moet zijn dat juridisch als eigenaar kan worden behandeld.
Beperkingen en realisme
Rotshuizen erkent dat zijn voorstellen ingrijpend zijn en dat hij niet verwacht dat het Burgerlijk Wetboek snel zal veranderen. Historisch is de definitie van eigendom in het Nederlandse BW vrijwel ongewijzigd sinds 1838, ook na het Nieuwe BW van 1992. Hij ziet zijn boek daarom vooral als een fundament en open uitnodiging voor verder denken en uitbouwen door anderen, niet als een concreet wetsontwerp dat morgen overal toepasbaar is. Hij sluit digitale zaken bewust uit: zijn focus ligt op stoffelijke goederen; digitale eigendomsrechten zijn volgens hem een apart terrein.
Persoonlijk en maatschappelijk profiel
De tekst verweeft Rotshuizens professionele en persoonlijke geschiedenis: van studententijd en een anekdote over gestolen fietsen, tot jarenlange maatschappelijke betrokkenheid in Friesland (o.a. Museum Belvédère, Tresoar, It Fryske Gea). Die praktijkervaring verklaart zijn aandacht voor sociale gevolgen van juridische regels: eigendom gaat volgens hem niet alleen over juridische titels, maar over macht, verantwoordelijkheid en de leefwereld van omwonenden en gebruikers.
Korte waardering
Rotshuizens boek biedt een prikkelende en maatschappelijk gerichte herinterpretatie van eigendom die aansluit bij actuele discussies over woningbouw, natuurbeheer en transparantie van kapitaal. Het is vooral relevant als aanzet tot debat: het plaatst het klassieke eigendomsrecht in een breder sociaal kader en formuleert concrete institutionele voorstellen (zoals de Autoriteit Natuurherstel) om maatschappelijke belangen beter te beschermen. Of en hoe die ideeën juridisch verwerkbaar zijn, blijft onderwerp voor verdere uitwerking en politieke discussie.