Ophef in India om een compensatiemoskee
In dit artikel:
Humayun Kabir, een islamitische politicus, legde afgelopen zondag in Murshidabad (West-Bengalen) de eerste steen voor een nieuwe moskee die hij Babri Masjid noemt en in stijl lijkt op het in 1992 verwoeste origineel uit Ayodhya. De keuze van de naam en het ontwerp is bewust; Kabir wil daarmee het onuitgewiste historisch grievance tegenover hindoe-nationalisten opnieuw onder de aandacht brengen en protesteren tegen de manier waarop de zaak na 1992 juridisch en symbolisch werd afgehandeld.
De gebeurtenis valt 33 jaar na de beruchte sloop van de ruim 460 jaar oude Babri-moskee in Ayodhya op 6 december 1992, toen massa’s hindoe-pelgrims het gebouw vernielden en geweld door heel India uitbrak. In 2019 bepaalde het Indiase hooggerechtshof dat op die plek een Ram-tempel mocht verrijzen; moslims kregen elders grond toegewezen voor een compensatiemoskee, maar die zou niet naar keizer Babur worden vernoemd — iets wat Kabir niet accepteert.
De naam Babri verwijst naar de Mogolkeizer Babur, die rond 1530 op de vermeende geboorteplek van godheid Ram een moskee liet bouwen; die historische aansnijding voedt de pijn bij beide gemeenschappen. Waar in 1992 gereedschap en pikhouwelen werden gebruikt, droegen de aanwezige moslims in Murshidabad nu bakstenen voor hun nieuwe bouwwerk. Naast de moskee komen ook een ziekenhuis en een universiteit. Het voorval benadrukt de aanhoudende religieus-politieke gevoeligheden in India en de symbolische strijd om ruimte en geheugen tussen hindoe- en moslimgroepen.