Opgraving in Pompeï bewijst hoe Romeinen hun zelfhelende beton maakten
In dit artikel:
Bij opgravingen in Pompeï hebben archeologen een werkplaats ontdekt waar vermoedelijk Romeins beton werd bereid — inclusief gereedschap en vooraf gemengde grondstoffen die tussen half gebouwde muren werden aangetroffen. Het vondstveld lag begraven onder de as- en puinlaag van de Vesuvius-uitbarsting van 79 na Christus.
De materialen ondersteunen een recente theorie (2023) van onder meer onderzoeker Admir Masic: de Romeinen zouden ongebluste kalk met water en een mengsel van vulkanisch gesteente en as hebben gecombineerd. Die samenstelling verklaart volgens de onderzoekers de uitzonderlijke duurzaamheid en het vermogen van oud Romeins beton om scheuren via chemische reacties zelfs onder water te herstellen — een kenmerk dat bij bouwwerken als het Colosseum, het Pantheon en vele aquaducten zichtbaar is.
Het nieuwe bewijs legt ook een verklaring voor een oud tegenstrijdigheid: de eerste-eeuwse beschrijving van betonbereiding door Vitruvius wijkt af van de materialen die nu zijn aangetroffen. Masic stelt dat de productiemethode in de eeuw na Vitruvius is veranderd — een evolutie in techniek, vergelijkbaar met de sprong van draaischijftelefoons naar smartphones.
Pompeï, vlakbij het huidige Napels en Unesco-werelderfgoed, levert met deze vondst direct archeologisch bewijs dat helpt te verduidelijken hoe Romeinse metselaars hun uitzonderlijke bouwmateriaal produceerden. De ontdekking heeft ook implicaties voor moderne materiaalkunde en restauratiepraktijken.