Op de klimaattop gaan bossen voor miljoenen over de toonbank

dinsdag, 11 november 2025 (06:08) - Follow the Money

In dit artikel:

Mira Sys en Ties Gijzel brengen in hun nieuwe boek Wie betaalt, mag vervuilen een kritische reconstructie van de wereldwijde handel in carbon credits — de betalingen waarmee landen en bedrijven uitstoot zouden afkopen. Hun onderzoek van de afgelopen drie jaar laat zien hoe die markt, ondanks schandalen en bewijs van ineffectiviteit, opnieuw opschaalt dankzij steun van overheden en VN-initiatieven. Het verhaal speelt zich deze week opnieuw in de schijnwerpers af tijdens de klimaattop in Belém, waar bossen van landen als Suriname en Bhutan veelgevraagd zijn als betaalmiddel voor vervuilende landen en bedrijven.

Wat zijn carbon credits en waarom zijn ze omstreden?
Carbon credits zijn verhandelbare certificaten die moeten aantonen dat ergens een ton CO₂ is voorkomen of uit de atmosfeer is gehaald. Critici en wetenschappelijke studies — onder meer een publicatie in Nature — tonen echter aan dat in veel gevallen die credits niet leveren wat ze beloven; in ruim vier op de vijf gevallen bleken de reducties twijfelachtig. Daardoor stortte de marktwaarde tussen 2021 en 2024 in met zo’n 70 procent. Toch pleitten wereldleiders en klimaatgezanten recent opnieuw voor een uitrol en opschaling van de carbonmarkt, omdat ze hopen dat groei arme landen economische kansen biedt.

Hoe de markt weer op gang komt
De auteurs beschrijven een keerpunt tijdens de Carbon Forward-conferentie in Londen (oktober 2023), waar marktspelers, investeerders, oliebedrijven en overheidsdelegaties bijeenkwamen. In plaats van een debat over de bekende problemen, lag de focus op het herstellen en vergroten van de markt. De hoop is dat overheden met beleid en programma’s — met name instrumenten uit het klimaatakkoord van Parijs, bekend als Artikel 6 — de vraag naar credits sterk kunnen opvoeren. Dat zou nieuwe investeerders aantrekken en de markt een tweede leven geven.

Casus Suriname: verkooppraatjes en lokale tegenstand
Een concreet en illustratief voorbeeld is Suriname. Minister Marciano Dasai pitchte het land als enorme bron van carboncredits: met 93 procent bosdekking, zo betoogde hij, zou Suriname miljoenen credits kunnen aanbieden. Zijn verhaal was simpel: of er wordt grootschalig gemijnd en geboord, of het bos blijft en dat levert credits op die verkocht kunnen worden. Suriname kondigde aan onder meer 1,5 miljoen credits te willen aanbieden aan circa 30 dollar per stuk, met beloften dat delen van de opbrengst naar bosgemeenschappen zouden gaan. De minister suggereerde zelfs dat Suriname “CO₂-neutrale” olie zou kunnen exporteren door productie-uitstoot te compenseren met credits.

Onderzoek door de auteurs en ontmoetingen in Nederland met betrokkenen tonen echter problemen. De Surinaamse berekening van credits zou deels gebaseerd zijn op ‘duurzaam’ kappen — een praktijk waarbij selectiever wordt gekapt maar waaruit toch inkomsten worden gegenereerd. Dat roept fundamentele vragen op: compenseer je daarmee echte emissies of legitimeer je juist voortgezet gebruik en risico op grootschalige exploitatie?

Perspectief van inheemse gemeenschappen
De Wayana, vertegenwoordigd door Jupta Itoewaki en via haar partner André Verhoogt, geven een scherp tegenwicht. Zij vertellen over decennia van benaderingen door externe partijen met projecten die lokale levenswijzen ondermijnen. Voor hen zijn laat geïnformeerde of onvolledige consultaties geen uitzondering: in het Surinaamse geval werden Inheemse en Tribale volken pas geraadpleegd nadat internationale pitches al gelopen hadden. Veel leiders weigerden toen nog te onderhandelen en stuurden protestbrieven, verwijzend naar internationale normen zoals de Verklaring van de Verenigde Naties over de Rechten van Inheemse Volkeren (VNDRIP) die vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming voorschrijft. Suriname erkent collectieve grondrechten van Inheemsen niet wettelijk, waardoor effectieve zeggenschap en bescherming uitblijven. Itoewaki vreest dat consultants en tussenhandelaren het meeste aan deze deals zullen verdienen, terwijl gemeenschappen ontwrichting ervaren (veranderde consumptiepatronen, gezondheidsproblemen, afvalstromen).

Gevolgen en geopolitieke dynamiek
De auteurs schetsen hoe de VN met nieuwe programma’s en ook de luchtvaartsector (think CORSIA/ICAO-gerelateerde instrumenten) de markt legitimeert en uitbreidt. NGO’s zoals Carbon Market Watch waarschuwen dat onduidelijke regels en ‘loopholes’ leiden tot lage kwaliteit credits, waarmee landen en bedrijven schijnbaar hun klimaatdoelen halen zonder echte emissiereducties. Analisten en belangenpartijen becijferden reeds dat de markt tegen 2050 een biljoen euro waard zou kunnen worden; de Europese Commissie onderzoekt grootschalige buitenlandse compensaties en zelfs EU-doelen zouden deels met credits worden gehaald.

Kernvraag: oplossing of nieuwe verdienmodel?
Sys en Gijzel plaatsen een fundamentele morele en politieke vraag: verschuift de aandacht van daadwerkelijke emissiereductie naar een lucratieve handel in rechten om te vervuilen? Het systeem kan arme, bosrijke landen geld bieden en voorziet in een financieel alternatief voor kortetermijnwinning van grondstoffen, maar het risico bestaat dat de structuren van ongelijkheid, onduidelijke eigendomsrechten en onvoldoende participatie van lokale gemeenschappen blijven bestaan. Bovendien blijven de wetenschappelijke twijfels rond de effectiviteit van veel credits een groot probleem.

Wie betaalt, wie profiteert en wie verliest?
De conclusie van het boek luidt dat de handel in carboncredits krachtige winnaars kent — consultants, handelaren, sommige overheden — terwijl de rekening en de onzekerheden vaak bij lokale gemeenschappen en het klimaat terechtkomen. De auteurs roepen op tot kritische reflectie en betere waarborgen: echte emissiereducties moeten voorrang krijgen, eigendomsrechten en inspraak van inheemse volkeren moeten worden gewaarborgd, en regels moeten zodanig worden ingericht dat credits daadwerkelijk klimaatwinst opleveren.

Achtergrond auteurs
Mira Sys is onderzoeksjournalist gespecialiseerd in milieu en Nederlandse beleidscontext; Ties Gijzel is beleidseconoom die geld- en handelsstromen volgt. Hun boek biedt een diepgravende blik op wie er zakelijk floreert binnen de nieuwe compensatie-economie en welke risico’s dat voor natuur en gemeenschappen inhoudt.