Op de fiets door het buitengewoon rechthoekige Beemsterlandschap, waar Betje Wolff schrijver werd
In dit artikel:
De Beemster is een vierhonderd jaar oud kunstlandschap: een strak gerasterde polder drooggelegd in 1612, sindsdien beroemd om zijn kaarsrechte kavels en sinds 1999 erkend als UNESCO‑werelderfgoed. Ooit werd het Bamestrameer met zo’n vijftig windmolens leeggemalen, waarna het terrein volgens een precies vierkantenpatroon werd ingedeeld; Middenbeemster kreeg de rol van centraal dorp. Het lage land ligt ongeveer 3,5 meter onder zeeniveau en straalt nog altijd die rationele, bijna geometrische orde uit die Nederlandse waterbouwkundigheid belichaamt.
In dit landschap vestigde zich in de achttiende eeuw Betje Wolff, later bekend als een van Nederlands vroegste romanschrijfsters. Haar man, dominee Adriaan Wolff, werd in 1730 predikant van de Keyserkerk in Middenbeemster — een kerk ontworpen door Hendrick de Keyser — en Betje (Elizabeth Bekker) kwam na een roerige jeugd en openbare schande in deze besloten poldergemeenschap terecht. In het bescheiden pastoorshuis, nu het Betje Wolff‑museum, is op zolder nog haar schrijfplek Kipperust te zien; hier, tussen het winterse modderige stilzwijgen en de zomerdrukte van buitenplaatsen, ontstonden haar vrijzinnige en patriottische geschriften. Met Aagje Deken schreef ze in De Rijp de beroemde briefroman Sara Burgerhart (1782), een werk dat zelfstandigheid en kritisch denken voor vrouwen predikte.
De tekst beschrijft een fietsroute (ongeveer 1 uur 20 minuten zonder elektrische hulpmiddelen) met elf markante punten: Middenbeemster en de Keyserkerk; het Betje Wolff‑museum; de onopvallende doopsgezinde Vermaning uit 1785; molen De Nachtegaal (1669), de enige bewaarde Beemster‑molen; de ringdijk met zicht op de diepte van de polder en het schilderachtige dorp De Rijp; en de huizen in De Rijp waar Betje en Aagje samenwoonden en werkten aan hun roman. Ook op de route: het Raadhuis van De Rijp (1630), ontworpen door timmerman‑waterbouwkundige Jan Adriaanszn Leeghwater, en een modern standbeeld van de zeeman Jan Jansz Weltevree, die in de zeventiende eeuw verzeild raakte in Korea en daar een heel ander leven opbouwde.
De gids schenkt aandacht aan kleurrijke anekdotes: Leeghwater, niet alleen technisch adviseur bij de droogmaking van de Beemster, was ook een showman die publiek verraste met onderwateracts; Carel Fabritius, leerling van Rembrandt en schilder van Het puttertje, werd in Middenbeemster geboren; en langs de wegen staan stolpboerderijen, fruitbomen en hortensia’s die het agrarische karakter intact houden.
Praktische tips: ov‑fietsen zijn verkrijgbaar bij station Purmerend (controleer beschikbaarheid), routes lopen via Purmerenderweg, Volgerweg en Middenweg; stopplaatsen als café Bij Moeders en hotel‑restaurant Brasa bieden tussenstops. Voor wie dieper wil graven: de biografie van Marita Mathijsen over Betje Wolff wordt aangeraden, en vanwege Leeghwaters geboortejaar zijn er speciale tentoonstellingen en evenementen rond zijn nalatenschap. De tekst nodigt uit tot een langzame fietstocht door een zorgvuldig vormgegeven landschap waar cultuurhistorie, literatuur en waterbouwkunde samenkomen.