Oostende vraagt Onroerend Erfgoed koninklijk besluit voor Oosteroever te herbekijken: "Dit is geen vrijgeleide om eender wat te bouwen"
In dit artikel:
De stad Oostende heeft het Agentschap Onroerend Erfgoed formeel gevraagd het bouwverbod op de Oosteroever opnieuw te onderzoeken. Die vraag volgt op twee recente bouwaanvragen van bouwgroep Versluys voor het optrekken van twee woontorens aan de Fortstraat — percelen die onder een koninklijk besluit uit 1976 vallen dat bouwen verbiedt, tenzij het agentschap toestemming geeft.
Actiegroepen uit de stad dienden intussen bezwaar in en verwijzen expliciet naar dat historische besluit om de plannen tegen te houden. Tijdens de gemeenteraad vroeg raadslid Natascha Waldmann om opheldering; schepen voor stadsontwikkeling Judith Ooms bevestigde dat de stad heeft gevraagd om een analyse van de volledige site en om heroverweging van het in het koninklijk besluit opgenomen bouwverbod. Concreet vraagt Oostende dus om (minimaal) een positief advies voor de site of voor bepaalde percelen.
Ooms benadrukt dat bouwingen op de Oosteroever onvermijdelijk zijn — “er zal op Oosteroever sowieso gebouwd worden” — en verwijst naar de aankoop van de gronden door Versluys voor circa 19 miljoen euro, waardoor terugkoop en omzetting naar natuur financieel onrealistisch zijn. Volgens haar mag dat echter geen vrijbrief zijn: verdere ontwikkeling moet passen in een uitgewerkte totaalvisie en meerwaarde bieden voor wijk en stad. Als precedent noemt ze dat Onroerend Erfgoed vorig jaar al positief adviseerde voor de ILVO-campus en de uitbreiding van Morubel, maar negatief oordeelde over het Vuurtorendok wegens gebrek aan zo’n totaalaanpak.
Het agentschap heeft nog niet geantwoord; de stad verwacht dat de beoordeling enige tijd zal duren. Ooms sluit bovendien uit dat er achterkamersafspraken of beloften aan projectontwikkelaars zijn gemaakt.