Ook al staan de sociale media vol homofobe drek, ik wijk niet
In dit artikel:
Op Instagram verscheen recent een video waarin twee in het zwart geklede personen bij de vlaggenmast van het ADO Den Haag‑stadion een regenboogvlag in brand steken. De post—een week geleden geplaatst—verzamelde tienduizenden likes en reacties die de actie aanmoedigen of openlijk homofobisch zijn. De algemeen directeur van ADO reageerde teleurgesteld, benadrukte dat de club geen plek biedt aan uitsluiting, deed aangifte en liet direct een nieuwe vlag hijsen.
De columnist die het incident beschrijft, noemt de daad zowel schokkend als symptomatisch: het is niet alleen vandalisme maar een expliciete poging om LHBT‑mensen onveilig te maken rond het voetbal. Wat vooral pijn doet, schrijft zij, is dat het geweld via social media onpersoonlijk en breed gedeeld wordt, waardoor het normaliseert. Hoewel een aangifte en het terugplaatsen van de vlag zichtbaar antwoord geven, remedieert dat volgens haar de diepere oorzaak niet: onderliggende conservatieve en vijandige houdingen blijven bestaan en bedreigen de vrijheden waarvoor LHBT‑mensen generaties moesten strijden.
De auteur reflecteert ook persoonlijk: ze had bij haar debuutboek over coming‑out in het tophockey verwacht dat gedrag als dit tegen 2025 tot het verleden zou horen. Dat optimisme blijkt voorbarig; de vlagbrand illustreert hoe verzet tegen diversiteit opnieuw publiek en agressief is teruggekeerd. De oproep in de tekst is impliciet: zichtbaarheid en blijvende inzet zijn noodzakelijk, want symbolische reacties alleen lossen het structurele probleem niet op.