Onderwijsminister Gouke Moes (BBB) opent aanval op de academische vrijheid

zondag, 12 oktober 2025 (09:54) - Joop

In dit artikel:

Minister Gouke Moes begon terughoudend na het schilderen van een hakenkruis op een regenboogzebrapad, maar veranderde deze week van toon. In de talkshow van Sven Kockelmann maande hij vrijdag Alexandra van Huffelen — voorzitter van het College van Bestuur van de Radboud Universiteit en tevens D66‑bestuurder — aan aangifte te doen tegen universiteitsdocent Harry Pettit, of anders druk uit te oefenen tot tegenmaatregelen. De columnist ziet daarin een politieke zet: Van Huffelens D66‑affiliatie past slecht bij Moes’ achterban en levert hem extra punten op in zijn eigen kring.

Harry Pettit is een bekende pro‑Palestina‑activist uit Nijmegen, met een loopbaan die deels in het Midden‑Oosten speelde en een X‑account waarop hij onder meer Palestijnse en Libanese vlaggen voert. Recent deelde Pettit tweets waarin hij de massamoorden van 7 oktober 2023 door Hamas als verzetsdaad framede — uitingen die de minister schokkend noemt en die moreel verwerpelijk zijn. De auteur van het stuk veroordeelt inhoudelijk Pettits opvattingen en stelt dat wie geweld goedpraat, dat in feite rechtvaardigt, maar maakt tegelijkertijd een principieel onderscheid tussen immorele meningen en strafbare handelingen.

De schrijver verwijst uitgebreid naar een uitspraak van de Haagse rechtbank van 10 december 2015 (later bevestigd door de Hoge Raad) om het juridische kader te schetsen: de vrijheid van meningsuiting is een hoeksteen van de democratie en beschermt ook meningen die grote groepen choqueren of verontrusten. Strafrechtelijke grenzen bestaan wel — bijvoorbeeld bij directe oproepen tot geweld, discriminatie of bedreiging — maar een reeks uitingen blijft volgens de rechter buiten strafrechtelijke vervolging: studie en debat over religie, da’wah, demonstraties, inzamelingsacties voor humanitaire doelen, kritiek op buitenlands beleid en zelfs het openlijk sympathiseren met doelen van terroristische organisaties, zolang dat niet neerkomt op oproep tot strafbare feiten. Daarnaast heeft de wetgever sinds 2004 het strafrecht rond terrorisme uitgebreid (Wet terroristische misdrijven), maar ook dan blijft het uitgangspunt dat niet zomaar opinies, maar handelingen en concrete oproepen strafbaar zijn.

De conclusie van de columnist is helder: hoewel Pettits uitspraken verwerpelijk zijn, heeft hij binnen de grenzen van de Nederlandse grondrechten gehandeld en valt vervolging of ontslag niet te rechtvaardigen zolang hij zijn academische taken normaal vervult en studenten niet beoordeelt op grond van zijn overtuigingen. Het publiekelijk eisen van aangifte door een minister die juist de grondrechten moet bewaken, ziet de auteur als een fundamentele misvatting van de rechtsstaat — en vreest dat dit kan uitmonden in ongewenste staatsbemoeienis met universiteiten en onderwijsinhouden.

Tot slot wijst de auteur erop dat andere publieke kwesties — het toeslagen‑ en het Groninger gaskwetsies — aandacht behoeven en noemt hij de PVV extreemrechts. Hij sluit met een verwijzing naar een politieke‑historische podcast voor verdere discussie.