Om onze hoge inflatie te dempen, zouden we meer uren moeten gaan werken. Maar wie wil dat?
In dit artikel:
Nederland kampt sinds de coronaperiode met hogere inflatie dan het eurogebied, en die afwijking blijkt niet alleen een kortstondige uitschieter. Uit berekeningen van het CBS en een recente studie van De Nederlandsche Bank (DNB) komt naar voren dat de gemiddelde inflatie in Nederland van 1999 tot en met 2024 2,4% per jaar bedroeg, tegen 2,1% voor de eurozone. In die 26 jaar is het Nederlandse prijspeil met ongeveer 86% gestegen, tegenover 73% in het gehele eurogebied — een verschil van dertien procentpunt waarvan het grootste deel zich vooral in de afgelopen jaren heeft opgestapeld.
Tijdlijn en cijfers
- Periode: opvolging van de euro (1999) tot 2024; het accent van het probleem ligt vooral sinds ongeveer 2018–2020.
- Aandeel recente jaren: van die 13 procentpunten verschil is circa acht procentpunt toe te schrijven aan ontwikkelingen vanaf 2018.
- Specifieke effecten: overheidshandelingen lijken van grote invloed — naar schatting droeg beleid met accijnzen en heffingen tussen 2018 en 2024 zo’n 2 procentpunt bij aan inflatie. Energieprijzen in Nederland stegen over 1999–2019 ongeveer 0,2 procentpunt sneller dan in de eurozone; sinds 2020 is dat tempo opgelopen naar circa 2,8 procentpunt per jaar. Ook flinke huurstijgingen in 2024 duwden de Nederlandse inflatie omhoog.
Belangrijkste oorzaken
1. Overheidsbeleid: belastingen en heffingen — veelal bedoeld om de energietransitie te stimuleren — hebben de prijsontwikkeling in Nederland sterk beïnvloed. De intentie om “voorop” te lopen kost consumenten zichtbare centen.
2. Industriële structuur en loonspillover: de concentratie van hightechbedrijven (ASML en aanverwante bedrijven rond Eindhoven) leidt tot sterke productiviteitswinst en ruimere loonruimte in die sector. Door een krappe arbeidsmarkt volgen andere sectoren in loonstijgingen om personeel te behouden, terwijl hun productiviteitsgroei die loonsprongen niet kan opvangen, wat resulteert in hogere prijzen. DNB noemt dit een “mixed blessing”: technologiegroei is economisch positief maar werkt inflatoir door.
3. Macro-ontwikkeling tijdens en na de pandemie: Nederland kreeg relatief minder economische schade tijdens corona en herstelde sneller, wat de binnenlandse vraag en daarmee prijsdruk versterkte. Over de afgelopen tweeënhalf jaar groeide het reëel bbp echter samen slechts circa 2%, waardoor het gebruik van termen als “oververhit” discutabel lijkt.
4. Beperkte concurrentie: in meerdere sectoren (supermarkten, verzekeraars, banken) is marktmacht wijdverbreid, wat prijsdruk in stand kan houden.
Discussie over remedies
- Monetair beleid: terug naar een eigen munt en monetaire autonomie wordt door de auteur als weinig praktisch gezien; ook vroeger bood de gulden niet veel extra beleidsruimte naast de Duitse marktrelaties.
- Binnen het huidige kader zijn paar beleidsopties zinvol: 1) scherpere handhaving en bevordering van concurrentie (rol voor ACM), 2) terughoudender fiscaal beleid en minder inflatieveroorzakende heffingen, 3) begrotingsdiscipline om de economie af te remmen (politiek onwaarschijnlijk gezien ambities), en 4) vergroting van het arbeidsaanbod — vooral door het terugdringen van het hoge aandeel deeltijdwerk zodat meer uren gewerkt worden en arbeidsaanbod groeit.
Conclusie
Nederlandse hoger blijvende inflatie is niet één factor, maar een samenspel van beleid, markstructuur en arbeidsmarkt. De aanwezigheid van een sterke technologiesector levert economische voordelen maar werkt via loonopdrijving ook op de prijzen door. Oplossingen vragen een mix van meer concurrentie, terughoudender belasting- en heffingsbeleid, mogelijk begrotingskoeling en — controversieel maar effectief — meer gewerkte uren. Of de samenleving die last wil dragen blijft de vraag.