NU+ | WK-atletes moeten bewijzen dat ze vrouw zijn: 'Vorm van discriminatie'
In dit artikel:
World Athletics vereist vanaf 1 september van alle deelneemsters aan vrouwenwedstrijden eenmalig bewijs dat ze biologisch vrouwelijk zijn: een SRY-gen‑test via wangslijm of bloed. De maatregel geldt meteen voor de komende WK atletiek in Tokio en is volgens bondvoorzitter Sebastian Coe bedoeld om “de vrouwensport te beschermen”.
Nederlandse atletes reageren verdeeld: ze begrijpen het sportieve argument voor eerlijke concurrentie, maar ervaren de verplichting als belastend en stigmatiserend. Meerdere topatletes noemen de toetsing ongemakkelijk en zien er discriminatoire kanten in. Sommigen zoeken er met humor een weg in; anderen benadrukken het kwetsbare karakter van zo’n test en de mogelijke persoonlijke gevolgen als een Y‑chromosoom wordt aangetroffen — denk aan verlies van competitieprivileges en blijvende sociale etikettering.
De nieuwe regel raakt aan een lange en beladen geschiedenis van geslachtstesten in de atletiek: in de jaren zestig waren er visuele keuringen, en in Nederland leidde de zaak van Foekje Dillema (1950) tot uitsluiting en later het inzicht dat zij intersekse was. Mensenrechtenorganisaties hebben eerder al gesteld dat zulke regels per definitie discriminerend kunnen zijn.
Praktische bezwaren spelen ook mee. De invoering zo kort tevoren — ongeveer zes weken voor de start van het WK — wekt frustratie en onzekerheid. Bovendien ligt de uitvoeringsverantwoordelijkheid bij de nationale bonden, wat volgens atletes kwetsbaar is voor manipulatie: er is angst voor frauduleuze afgifte van bewijs of medeplichtigheid van medische functionarissen, vergelijkbaar met oude dopingschandalen. World Athletics krijgt om privacyredenen niet automatisch alle uitslagen; de bond kondigt steekproeven aan in Tokio, maar sommige atletes vinden dat onvoldoende en zeggen dat spotchecks het doel van de maatregel ondermijnen.
De directeur van de Atletiekunie erkent dat de regel discriminerend kan aanvoelen, maar noemt de test ook het minst ingrijpende instrument dat voorhanden is om volgens hem de sportieve integriteit te waarborgen. De discussie spitst zich toe op de spanningsveld tussen gelijke behandeling en het streven naar eerlijke competitie, terwijl zorgen over privacy, stigma en uitvoerbaarheid blijven bestaan.