NU+ | Oost en West vonden elkaar nooit helemaal na Duitse eenwording
In dit artikel:
Duitsland markeert vandaag 35 jaar sinds de formele eenwording in 1990, maar veel burgers voelen nog altijd een kloof tussen Oost en West. De officiële feestdag, Tag der Deutschen Einheit op 3 oktober, verwijst naar de ondertekening van het eenwordingsverdrag in 1990. Hoewel de val van de Berlijnse Muur op 9 november 1989 het beeld van hereniging in het Europese geheugen verankerde, wordt die datum niet gebruikt vanwege historische associaties met het einde van het keizerrijk, de bierkellerputsch en Kristallnacht.
De aard van de viering is veel formeler dan bijvoorbeeld Koningsdag in Nederland: staatsceremonies en ernstige toespraken domineren, en veel Duitsers kunnen niet precies uitleggen waarom juist 3 oktober gekozen is, aldus onderzoeksters en deskundigen. Die formele afstand weerspiegelt ook een bredere kloof tussen regering en bevolking die met de tijd groter is geworden.
Peilingen laten zien dat het gevoel van eenheid afneemt, vooral in het voormalige Oost-Duitsland. Volgens een recente forsa-enquête vindt slechts 23 procent van de oosterse respondenten dat Duitsland echt één land is geworden — een daling van 43 procent in 2017. In het westen is 37 procent die mening toegedaan. Economisch is het oosten sterk verbeterd sinds 1990, maar blijft het achter bij het westen: denktank IWH schat dat het op 75–80 procent van het westerse niveau is gekomen, waarna verdere inhaalslag stokte. Productiviteit bij middelgrote en grotere ondernemingen in het oosten blijft duidelijk lager.
Het ontbreken van grote hoofdkantoren en belangrijke instituties in het oosten versterkt ongelijkheden en trekt carrièremogelijkheden naar het westen. Decennialange braindrain heeft geleid tot vergrijzing in de oostelijke deelstaten, waarmee demografische en economische uitdagingen elkaar versterken.
Politiek heeft die onvrede geleid tot stevige steun voor de rechts-populistische AfD in het oosten; de partij is er de belangrijkste oppositiekracht. Deskundigen zien dit deels als gevolg van gevoelens van machteloosheid en het zoeken naar uitersten wanneer mensen weinig invloed ervaren. Ook speelt volgens historici en politicologen de sociaaleconomische en culturele overgang van DDR naar een open samenleving een rol: veel inwoners verlangden na de omwenteling naar stabiliteit en duidelijke regels en ervaren sindsdien periodes van crisis (migratie, pandemie, oorlog in Oekraïne) als extra belastend.
Deskundigen wijzen erop dat de eenwording leert hoe grote maatschappelijke transformaties verlopen — met successen maar ook met onafgemaakte klussen. De conclusie is dat er nog veel werk nodig is om stofelijke ongelijkheden, institutionele concentratie en gevoel van uitsluiting tussen Oost en West weg te nemen, en dat vooruitkijken in plaats van blijven klagen cruciaal blijft voor verdere integratie.