NU+ | De gruwel van Frankenstein zit in het ambacht, niet in de computer
In dit artikel:
In de nieuwe Frankenstein-film, nu in de bioscoop en vanaf 7 november wereldwijd op Netflix, verandert Jacob Elordi in het zelfgemaakte monster van Victor Frankenstein. Voor de transformatie werden intensieve practical effects ingezet: in totaal zijn er 42 handgemaakte protheses gebruikt, waarvan veertien op Elordi’s hoofd en hals. Dat proces vergde maanden van voorbereiding en per draaidag soms tot tien uur in de make-upstoel.
Protheseartiesten als Mike Hill en Kevin van den Bergh beschrijven het werk als beeldhouwkunst: eerst wordt een gipsafdruk van de acteur gemaakt, daarna boetseert men in klei, maakt mallen en giet flexibele siliconen protheses. Details zoals zichtbare aderen, littekens en uitgekiende hechtingen moesten het idee ondersteunen dat het wezen uit verschillende lichaamsdelen is samengesteld. Veel protheses zijn kwetsbaar en worden na gebruik vervangen, wat elke draaidag opnieuw tijdrovend maakt; bovendien vormen hitte en het beperkte transpireren onder de lagen een praktische uitdaging.
Elordi zegt dat het dragen van de protheses hem hielp om het personage in te voelen en herinneringen en emoties te kanaliseren. Regisseur Guillermo del Toro koos bewust voor volledig handgemaakte, full-scale effecten in plaats van CGI, omdat hij een tastbare, overweldigende visuele ervaring wilde creëren die geloofwaardigheid en lichamelijkheid toevoegt aan het monster.
De film grijpt terug op Mary Shelleys roman uit 1818, maar onderscheidt zich juist door de ambachtelijke aanpak van make-up en kostuumontwerp. Het resultaat is niet alleen een gruwelijk ontwerp, maar ook een voorbeeld van hoe veel precisiewerk en menselijk vakmanschap schuilgaan achter iconische filmmonsters.