Nieuwe bondscoach moet Nederlandse judo uit slop trekken: 'Nu in cruciale fase'
In dit artikel:
Mark van der Ham is terug in Nederland als bondscoach met de opdracht de nationale judosport uit het slop te halen en opnieuw aansluiting bij de wereldtop te vinden. Van der Ham kent de Nederlandse structuur: tussen 2008 en 2016 werkte hij al bij de bond en hielp hij onder meer Anicka van Emden naar brons op de Olympische Spelen in Rio. Daarna bouwde hij verdere internationale ervaring op als coach en performance director in België en Azerbeidzjan, waar hij wereldkampioenen en olympische medaillewinnaars begeleidde.
De directe aanleiding voor het nieuwe beleid is de teleurstellende oogst in Parijs: voor het eerst in zestig jaar wist Nederland op de Judo-Spelen geen medaille te veroveren. Ondanks die tegenvaller handhaafde NOC*NSF een grote jaarlijkse subsidie (ongeveer €1,6 miljoen), die na Parijs slechts licht werd gekort. Volgens Van der Ham biedt die steun de kans om de sport richting Los Angeles 2028 weer op te bouwen: “We moeten de judobond opnieuw gaan uitvinden.”
Centraal in het nieuwe plan staat het dichten van de kloof tussen clubs en de nationale trainingslocatie Papendal. Van der Ham en directeur Topsport, oud-wereldkampioen Guillaume Elmont, willen de kennis en aanwas van talent terugbrengen naar de regio’s. Begin deze maand stelde de bond vijf regiotrainers aan die als schakel tussen de landelijke selectie en de lokale clubs moeten functioneren. Het doel is om de toevoer van talent te herstellen en coaches en judoka’s door het hele land van meer expertise te voorzien.
Operationeel richt Van der Ham zich op hogere trainingsintensiteit, meer trainingsuren en meer variatie in voorbereiding, zodat atleten hun grenzen opzoeken en in wedstrijden verrassender optreden. Hij benadrukt dat het nieuwe beleid geen snelle resultaten garandeert, maar ziet veelbelovende jonge judoka’s en gelooft dat de werkwijze op termijn terugkeert naar het niveau van tien à twaalf jaar geleden, toen Nederland in meerdere gewichtsklassen om medailles kon meedoen.
Het uiteindelijke meetpunt blijft prestaties op grote toernooien: medailles zijn het doel, maar volgens Van der Ham is het slagen als bondscoach vooral afhankelijk van het maximaal benutten van het potentieel van elke atleet.