Nieuw-rechts ziet het verschil niet tussen krachtpatserij en echte kracht: een flexibele samenleving kan veel meer aan

zaterdag, 8 november 2025 (09:26) - NRC Handelsblad

In dit artikel:

Tegenwoordig winnen in zowel het nieuw‑rechtse kamp als bij sommige klimaatactivisten stemmen aan kracht die oproepen tot meer eenheid en centraal gezag — met het argument dat pluralisme, rechtsstaatregels en kiezerswisselingen een samenleving verzwakken. De auteur betoogt dat dit een fundamentele denkfout is: wie macht en spektakel verwart met duurzame kracht, ziet niet dat gesloten, ogenschijnlijk machtige regimes vaak juist tedere, kwetsbare structuren hebben.

Als handvat gebruikt de tekst de ideeën van Nassim Nicholas Taleb: het muis‑en‑olifantbeeld illustreert dat klein en flexibel kwetsbaarheden kan overleven die een grote, logge macht fataal maken. Taleb pleit voor systemen die overtolligheid, spreiding van risico’s en nederigheid inbouwen — eigenschappen die hij samenvat in het begrip ‘antifragiel’: systemen die niet alleen bestand zijn tegen schokken, maar er soms sterker uitkomen. De zwarte zwaan‑metafoor herinnerde al aan de onvoorspelbaarheid van ingrijpende gebeurtenissen en aan de gevaren van overmatig optimaliseren en centraliseren.

Historisch gezien is er steeds weer enthousiasme geweest voor autocratische kracht: in de jaren twintig en dertig bewonderden invloedrijke westerse intellectuelen figuren als Mussolini, tijdens de Koude Oorlog bestreed men het communisme maar werd de Sovjetorganisatie soms ook als doeltreffend gezien, en denken als dat van James Burnham — dat geleide economieën en managersklasse de toekomst zijn — herleeft geregeld. Maar die analyses vertoonden een patroon van overschatting van de continuïteit van trends: macht van het moment werd geacht onomkeerbaar te zijn, terwijl crises en tegenreacties ontwikkelingen vaak anders deden verlopen.

Praktisch betoogt de tekst dat de kenmerken van open samenlevingen die critici irriteren — veel schakels, overlappingen, traagheid in besluitvorming en veel instellingen — juist hun robuustheid bepalen. Als voorbeeld geldt de Amerikaanse grondwet: haar gefedereerde, gedecentraliseerde opzet met ingebouwde redundantie maakt snelle, al te rigoureuze regimewisselingen moeilijk en verhoogt de kans dat slecht beleid beperkt blijft tot één deelgebied. Talebs Lindy‑principe wordt aangehaald om te benadrukken dat lang geleefde instituten vaak meer kans hebben te overleven dan nieuwgesmeedde, strak geoptimaliseerde constructies.

Toegepast op beleid betekent dit volgens de auteur dat meer staatsmacht en strak geleide economieën niet per se kwetsbaarheid wegnemen; integendeel, concentratie van bevoegdheden kan aanpassingsvermogen ondermijnen en kleine schokken laten uitgroeien tot systeemcrises. Vrije markten en decentrale instituties bieden ruimte voor experiment, redundantie en snelle aanpassing — precies wat nodig is bij onvoorspelbare ‘zwarte zwanen’. Daarom is pluralisme geen zwakte maar een bron van veerkracht.

De conclusie is gematigd optimistisch: open samenlevingen winnen niet altijd automatisch, en fouten blijven mogelijk. Maar wie in naam van ‘kracht’ wil ruilen voor uniformiteit en sterke hand, vergist zich volgens de auteur ernstig: zichtbare macht is geen synoniem voor duurzame weerbaarheid. Juist de ogenschijnlijke rommeligheid en vertragende checks and balances van vrije samenlevingen blijken in een onzekere wereld vaak de beste garantie om schokken te weerstaan en uiteindelijk te overleven.